vrijdag 13 oktober 2017

Glyfosaat (niet) voor dummies

Sinds een aantal jaar probeer ik de ‘never-ending-story’ over glyfosaat te volgen. Want als eenvoudige boerin die ook wel eens glyfosaat gebruikt, wil ik graag weten waar ik aan toe ben. Loop ik daadwerkelijk gezondheidsrisico en breng ik nu wel of niet schade aan het milieu toe?

Omdat sommige lezers misschien denken: glyfosQUOI? Eerst een korte samenvatting over dit omstreden gewasbeschermingsmiddel/landbouwgif.

Monsanto
Glyfosaat werd 40 jaar geleden door Monsanto op de markt gebracht onder de naam RoundUp als onkruidbestrijder. Het werd verkocht als het ideale gewasbeschermingsmiddel voor de landbouwer want de werkende stof zou alleen inwerken op planten (is dus ongevaarlijk voor mensen), lost op in water (dus hoopt niet op in vetweefsel van mensen) en omdat het biologisch afbreekbaar is, zou het niet ophopen in de bodem. Aanvankelijk was het product behoorlijk kostbaar maar sinds in 2000 het brevet is vervallen en elke fabrikant het product mag maken, zijn de prijzen gedaald en is het gebruik ervan aanzienlijk toegenomen.

Om toch nog te verdienen aan glyfosaat ontwikkelde Monsanto daarom genetisch gemodificeerde zaden die resistent zijn tegen glyfosaat (alleen in Nederland zijn de zaden genetisch gemanipuleerd) zodat ook tijdens de groei van het gewas kan worden gespoten met Roundup. Het gewas groeit verder en de onkruiden sterven af.

Waarschijnlijk groeide hierdoor het schijnbare perfecte gewasbeschermingsmiddel in 40 jaar uit tot het symbool van zo’n beetje alles wat mis is met de landbouw en vooral Monsanto: groots, giftig en Amerikaans.

Glyfosaat: waarschijnlijk kankerverwekkend
Voor de linkse, biologische lobby was het daarom in het voorjaar van 2015 groot nieuws dat de IARC (internationaal agentschap voor kankeronderzoek) in opdracht van de WHO een beoordeling deed en concludeerde dat glyfosaat waarschijnlijk kankerverwekkend is voor de mens. Glyfosaat werd ingedeeld in de klasse waarin ook mosterd, rood vlees en ’s nachts werken vallen. Belangrijk is om te weten dat een IARC-evaluatie zich beperkt tot de vraag of een stof wel of niet kanker kan veroorzaken zonder een uitspraak te doen over de mate van blootstelling die bij de mens hiervoor nodig is. Het wijst op een gevaar maar zegt niets over het risico.

Paracelcus: Alles is giftig, de dosis maakt het vergif
De klassering ‘waarschijnlijk kankerverwekkend’ was in ieder geval genoeg reden om voor verschillende instanties de stof glyfosaat nog eens te herevalueren. En zo beoordeelden in de herfst van 2015 de EFSA (Europese agentschap voor voedselveiligheid) en in het voorjaar van 2016 de JMPR (Joint Meeting on Pesticide Residus, comité van de WHO) dat bij een normale blootstelling aan glyfosaat er geen risico is voor de mens. Alleen bij een onrealistisch hoge doseringen is er een gevaar op tumorvorming. En ook het ECHA (het Europees chemieagentschap) vindt in het voorjaar van 2017 de stof veilig voor gebruik.

Inmiddels is er echter ook een ‘discussie’ losgebarsten tussen de IARC en de Europese agentschappen waarbij over en weer verwijten worden gemaakt over partijdigheid en slecht onderzoek. Zo zou de EFSA teveel beïnvloed zijn door de industrie omdat ze onderzoeken gebruikt die door de industrie zijn aangeleverd (die voldoen aan protocollen en richtlijnen om onafhankelijkheid te waarborgen) en door Monsanto rapporten hebben laten 'ghostwriten'.

De IARC daarentegen schijn gebruik te hebben gemaakt van een technisch expert die tevens een milieuactivist blijkt te zijn en in de week dat de IARC bekend maakte dat glyfosaat waarschijnlijk kankerverwekkend is een contract tekende met een advocatenkantoor die Monsanto aanklaagt. Bovendien heeft de IARC bij de beoordeling een langdurig onderzoek onder 89.000 Amerikaanse boeren en hun gezinnen die werken met glyfosaat buiten beschouwing gelaten. Dit onderzoek toonde geen relatie tussen het gebruik van glyfosaat en kanker. De resultaten waren wel bekend maar nog niet gepubliceerd en daarom niet meegenomen in de evaluatie.

Groeiende wantrouwen
Hoe langer ik het internet afscroll, in de oceaan van (mis)informatie, in de illusie kennis te vergaren, realiseer ik mij meer en meer dat de informatie die ik krijg voorgeschoteld niet allemaal even onafhankelijk en betrouwbaar is. Dat geldt net zo goed voor de informatie van de NGO's en activisten als voor de gewasbeschermingsmiddelenindustrie maar geldt tevens voor de bron van informatie, het internet.

De multinationals zijn het kwaad van de wereld die alleen uit zijn op winstbejag en het liefst de wereld willen vergiftigen met hun chemische producten en vertellen dat het allemaal wel meevalt. En organisaties als Greenpeace en Foodwatch bestaan voor een heel groot deel bij de gratie van 'alternatieve' producenten zoals de biologische industrie, die hun winstmodel hebben gebaseerd op angst voor conventionele producten. Ze spelen in op het wegvallen van de angst voor de duivel en de priester en vervangen dit onbehagen door te wijzen op mogelijke gevaren van GMO en glyfosaat.

Maar ook de informatie van voorheen betrouwbare media is niet meer geloofwaardig. Omdat het voornamelijk belangrijk is of een lezer klikt op een artikel, zodat er reclame-inkomsten mee gegenereerd kunnen worden, is de inhoud minder relevant geworden en gaat het voornamelijk om de emotie van de lezer aan te spreken. De kop ‘Landbouwgif in ijsjes van Ben & Jerry's’ zal de meer kliks en inkomsten genereren dan de kop: ‘Ben & Jerry’s stelt dat een kind van 35 kilo zo’n 145.000 porties ijs per dag moet eten om de limiet van het Amerikaanse Environment Protection Agency te bereiken’.

Daarnaast wantrouw ik de zoekresultaten van Google. Het schijnt dat algoritmes aan de hand van mijn zoekgedrag, likes en shares bepalen welke resultaten ik te zien krijg. Merkwaardig genoeg krijg ik steevast als eerste resultaat een advertentie van Greenpeace, met de oproep een petitie ‘STOP glyfosaat’ te tekenen. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen blogs van ‘iemand die ook wel eens wat schrijft’ en wetenschappelijke artikelen van onderzoeksinstituten. Die verschijnen in willekeurige volgorde in de lijst met zoekresultaten. Gefrustreerd klik nog even door in mijn internetbubbel en geef dan mijn zoektocht naar de waarheid over glyfosaat op. Ik raak verward en uitgeput. Ik kan niet voor maar ook niet tegen een verbod van glyfosaat zijn. Ik weet het gewoon niet en laat de beoordeling maar over aan deskundigen. Glyfosaat is niet voor dummies.

De enige conclusie die ik kan trekken is dat we een monster van wantrouwen aan het creëren zijn en vraag me af of we realiseren welke gevolgen dit met zich meebrengt. Wat blijft er van de democratie over wanneer we geen gezamenlijke feiten meer hebben maar iedereen zijn eigen mening onderbouwt met zijn eigen feiten?

De dosis wantrouwen maakt iets giftig
In het geschapen klimaat van wantrouwen weet de kersverse Franse minister van ecologische transitie Nicolas Hulot het wel. Een aantal weken geleden heeft hij te kennen gegeven dat Frankrijk tegen zal stemmen wanneer in de Europese Commissie om hernieuwde toelating van glyfosaat zal worden gestemd. En verder…dat ongeacht wat de uitkomst van de commissie is, het gebruik van glyfosaat vanaf 2022 in Frankrijk verboden zal zijn. Het wel of niet verbieden van glyfosaat gaat allang niet meer over de risico’s en zekerheden maar is politiek geworden. Waarbij één ding zeker is: een verbod zal de Franse minister zeker populairder maken. Want de angst is behoorlijk groot onder de Franse bevolking. Wellicht omdat de woorden glyfosaat en 'waarschijnlijk kankerverwekkend' onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in de Franse media.

Voor veel Franse boeren betekent het verbod dat een belangrijk gereedschap bij het bestrijden van onkruid wordt afgenomen en hun concurrentiepositie met het buitenland zal worden verzwakt. Alternatieven zijn in elk geval minder effectief en duurder. Daarnaast is het maar de vraag of het gebruik van alternatieven minder schadelijk zijn voor het milieu en de gezondheid. Maar hierover wordt in de media nauwelijks verslag gedaan.

Uit voorzorg: schoffelaars gezocht voor 2022
Omdat ondanks het aangekondigde verbod op glyfosaat het onkruid helaas wel blijft doorgroeien, zoek ik uit voorzorg voor 2022 alvast een leger schoffelaars die bij ons het onkruid willen wieden. Omdat schoffelen een soort van mediteren is, zal het worden aangeboden als een leef-in-de-kracht-van-het-nu cursus om rust en ontspanning te bieden aan mensen die uitgeput raken in dit tijdperk van informatieoverload. De training zal voor iedereen toegankelijk zijn, waarbij de focus ligt op doen en vaardigheid ontwikkelen door herhaling. De oefeningen zullen binnen een week worden uitgebouwd van drie naar twaalf uur per dag oefenen. Uiteindelijk zullen de oefeningen leiden tot een ontwikkeld inzicht hoe je met jezelf omgaat en welke effecten dit heeft op de natuurlijke omgeving. Voor wie na een week tot inzicht komt dat er toch weer onkruid gaat groeien en zich afvraagt waar hij mee bezig is geweest is er een existentiële vervolgcursus mogelijk.


Het wordt vast een groot succes. Ook ik heb vertrouwen in de toekomst.

glyfosaat, niet voor dummies

dinsdag 16 mei 2017

Serendipiteitskaart, of wat je zoal vindt wanneer je op zoek gaat naar jezelf

Daar stond hij dan. Aangekondigd maar toch onverwacht, kwam een van mijn vorige werkgevers op bezoek om een paar dagen hulp op de boerderij aan te bieden. Iemand van wie ik veel heb geleerd op zowel professioneel als persoonlijk vlak en heb leren kennen als een innovatieve, gedreven, veeleisende maar ook betrokken persoon. Na verkoop van zijn bedrijf zoekt hij zijn ex-werknemers nog af en toe op, zelfs wanneer ze naar Frankrijk zijn verhuisd.

We hadden elkaar al meer dan vijftien jaar niet gezien en hij vond dat ik niets was veranderd. Ik vond hem ook niet veel veranderd maar wel een stuk groter dan in mijn herinnering. Omdat je tegen een volwassen man niet zegt dat je hem zo groot vindt geworden, stamelde ik dus maar iets van: ‘Leuk je weer te zien’ en ‘Goede reis gehad?’. Onze hond was minder geremd en sprong ongegeneerd vrolijk tegen hem aan en beet hem, liefkozend bedoeld, in één van zijn armen. De vier tandafdrukken waren gelukkig snel weer verdwenen maar de directheid werd gewaardeerd want de dagen die erop volgden werden ze een onafscheidelijk duo.

Mijn gedachten dwaalden af naar meer dan vijftien jaar geleden. Tijdens mijn sollicitatie gesprek werd gevraagd wat ik over vijftien jaar bereikt wilde hebben. Op dat moment was een dromerig ‘Gelukkig zijn’ natuurlijk niet het gepaste antwoord. Dus zei ik met vol overtuiging dat ik een wereldberoemde bouwfysisch adviseur in Nederland wilde worden en ik dacht dat dit bedrijf de juiste omgeving bood om mij daarbij vooruit te helpen. Vanzelfsprekend werd ik gelijk aangenomen.

Hoe kon het zo anders lopen?
De vraag is dan natuurlijk hoe het dan komt dat ik meer dan vijftien jaar later een boerin in Frankrijk ben, die dagelijks koeien voert en met de laarzen en overall aan stront weg schuift om het nog een beetje proper te houden. Hoe kon het zo anders lopen? Een fusie, een coaching traject, een andere werkgever en weer een overname verder deed mijn missie om wereldberoemd, (inmiddels) duurzaam bouwen adviseur te worden wankelen. Ik had het idee meer met mijn positie bezig te moeten houden dan met mijn vak. In een wereld waarin assertiviteit een pré is, had ik het idee niet mijzelf te kunnen zijn als een van nature introverte persoonlijkheid. Het lukte mij wel mezelf staande te houden maar ik had het idee dat ik mezelf langzaam aan het verliezen was. Toch bleef ik mij krampachtig vasthouden aan de ambitie die ik me ooit had gesteld. Op eigen benen staan, een eigen inkomen, zelfstandig zijn. Alsof er geen andere wegen waren om het leven te bewandelen.

De keuze van een weer een bedrijfsovername in het vooruitzicht of een boerderij in Frankrijk gaf aanleiding het roer eens flink om te gooien en in een rustgevende groene omgeving te (her)ontdekken wie ik nu werkelijk was. Als compensatie voor het inleveren van een luxe en veilig leven zou ik dichterbij de natuur en het ritme van de seizoenen volgend, 's avonds bij de warme houtkachel het leven kunnen overpeinzen en mijzelf weer terugvinden. Zoals zelfhulpboeken en magazines mij deden beloven.

Echte romantiek moet een beetje nep zijn
Ik ontdekte er veel maar vooral dat ‘back to the basics’ of terug naar de natuur alles behalve romantisch is. Een huis verwarmd op twee houtkachels wordt al snel een corvee van hout kloven en stof wrijven terwijl je wilt uitrusten en vooral een kleding probleem. Dicht bij de kachel is een t-shirt zelfs te warm en twee meter daar vandaan is een dikke trui al snel te koud. Eten uit eigen tuin blijkt vooral eindeloos veel onkruid trekken. En het leven volgens het ritme van de seizoenen is vooral het angstvallig afwachten van de volgende storm waarbij de stroom kan uitvallen, het ondergaan van de volgende droogte waarbij de oogst wordt gehalveerd of extreem lange dagen maken om voor de volgende regenbui het land ingezaaid te krijgen.

Een authentiek leven is pas echt romantisch wanneer het een beetje nep is. Een houtkachel is pas aangenaam wanneer het slechts dient ter ondersteuning van de centrale verwarming. Een maaltijd met zelfgeteelde groenten wordt pas echt lekker wanneer die kan worden aangevuld en op smaak worden gemaakt met eten uit de supermarkt. Een avond in het schemerlicht van een kaars doorbrengen is pas fijn wanneer je weet dat je aan het eind van de avond bij elektrisch licht je tanden kunt poetsen in de badkamer.

De grillen van de natuur werden voor mij voornamelijk lessen in nederigheid. Je kunt wel plannen voor het weekend alles gezaaid te willen hebben maar wanneer het gaat regenen en het in het weekend stralend weer wordt, is het toch beter die leuke fietstocht te vervangen door een lange zit op de trekker. Ondanks dat ik mij suf plande en mijn best deed, bleek het leven allesbehalve maakbaar en kon het onverwachte gebeuren waarbij het vooral belangrijk was flexibel te zijn en mij aan te passen.

Zelfinzicht is ook het belang inzien van de verbinding met de ander
En de verwachting mijzelf te vinden liep natuurlijk uit op niets. Nadat, na een lange tijd alle stemmen in mijn hoofd van anderen waren uitgepraat en ik hoopte mijn eigen stem te horen, hoorde ik niets. Wel een heerlijke rust maar niet hetgeen wat ik zocht. Er was niets dat in mij riep ‘ wanneer je dit doet dan is het goed’.

Er was alleen een stem die zei dat de gedachte van een vaststaand zelf eigenlijk alleen maar een beperking is om verder te komen. Het gaat er niet om om jezelf te vinden en te weten waar je goed of slecht in bent maar vooral om het krijgen van inzicht waarop anderen jou hebben gemaakt tot wie je bent, hoe je verbonden bent met die ander en hoe deze verbinding telkens kan veranderen.

De autonomie die ik altijd nastreefde met een eigen baan en zelfstandig zijn transformeerde langzaam naar een besef van het belang verbinding met de ander en dat het niet erg is om afhankelijk te zijn (bijvoorbeeld samen een boerderij te hebben in plaats van absoluut een eigen inkomen willen hebben). Een gedachte die paradoxaal een gevoel van vrijheid opleverde.

Serendipiteit
En zo werd de zoektocht naar mijzelf een dwaalspoor dat een hoop antwoorden gaf op vragen die ik anders nooit gesteld zou hebben. Serendipiteit schijnt dat genoemd te worden. Iets onverwacht vinden terwijl je op zoek bent naar iets anders.

Zo bleek mijn vorige werkgever een man van niet alleen maar mooie woorden maar ook een van daden. In enkele dagen tijd werden door hem vele klussen geklaard waar we zelf niet aan toe waren gekomen. Een afrastering werd gesloopt, een hekwerk werd afgemaakt en weer een ander vrijgemaaid van onkruid. En dat alles met een hond die regelmatig aan zijn broekspijp of arm hing.


Inmiddels is hij weer verder getrokken. Hij liet een kaart van deze omgeving achter waarop onze woonplaats staat omcirkeld met een dikke stift. Vanwege de schaal staan veel wegen niet op de kaart aangegeven dus ik vrees dat ik alleen nog meer zal verdwalen. De kaart zal mij niet naar huis leiden maar, mits ik er open voor blijf staan, waarschijnlijk wel naar serendipiteit.

zondag 15 januari 2017

Reflectie in de metro

Aan het einde van 2016 legden wij ons vijfjaarlijkse bezoek aan Parijs af om ons paspoort te vernieuwen. Het is dan vooral een uitdaging om een Franse fotograaf te vinden die een pasfoto weet te maken volgens de Nederlandse instellingen. Blijkbaar hebben Hollandse kaaskoppen een zo afwijkende vorm dat we aparte instellingen nodig hebben.

Tijdens dit vijfjaarlijks bezoek worden mijn zintuigen behoorlijk uitgedaagd. Thuis op de boerderij ben ik gewend aan het beperkte scala van geuren zoals natte hond, koeienmest of ranzige melk. Verder is het, waar je ook kijkt, groen, grijs of blauw. Af en toe hoor je een vogeltje fluiten, een hond blaffen of een koe loeien. Zorgeloos kun je je zintuigen blootstellen aan de prikkels van het leven.

In Parijs wordt je wanneer je dit doet, bedwelmd door een mix van geuren die varieert van opgedroogde urine in de metrogangen en uitlaatgassen op straat tot exotische kookluchten uit een sushi-restaurant en een mengelmoes van de meest dure parfumluchten van flanerende toeristen op de Champs Élysée. Ook van het zicht en het gehoor wordt veel gevraagd. Van alle kanten kun je worden aangereden, tegen een groepje mensen aanbotsen die opeens besluiten een selfie te maken, hoor je remmende auto’s, muzikanten uit de metro en sirenewagens die af en aanrijden naar ziekenhuizen of mogelijke terroristische aanslagen.

Maar het meest in het oog springend zijn toch wel de reclameboodschappen. Overal waar je kijkt zie je posters met de laatste trend op het gebied van koptelefoons, koffie sensatie apparaten of evenementen die je niet mag missen. Geen enkele kale muur of zuil is onbeplakt en schreeuwt om je aandacht. Daarnaast wordt je op de toeristische plekken belaagd door straatverkopers die voor onwaarschijnlijke lage bedragen selfiesticks en miniatuur Eifel torentjes aanbieden. Een moment waarbij je even rustig voor je uit kunt staren om te mijmeren over het leven is er niet bij.

Geen wonder dat iedereen of strak voor zich uit kijkt of naar beneden staart, verdiept in zijn smartphone. De vraag is of je door het laatste minder wordt afgeleid.
Volgens Tristan Harris (voormalig productfilosoof bij Google en oprichter van de website http://www.timewellspent.io/) zijn applicaties en websites zo ontworpen dat ze zoveel mogelijk onze aandacht trekken en ons verslaafd maken. Omdat bij elke check van je telefoon het een verrassing is of je een nieuw bericht of notificatie hebt ontvangen is onze smartphone een gokkast geworden. Met als hoofdprijs een like van een vriend of een retweet van een bericht.

Daarnaast wordt via de websites die we aanklikken door grote bedrijven onze aandacht ongemerkt en ongevraagd doorverkocht en afhankelijk van onze muisklikken in het verleden krijgen we berichten te zien die worden bepaald door de algoritmes van dezelfde grote bedrijven. Hierdoor en doordat we op sociale media en fora toch mensen of sites opzoeken die hetzelfde roepen als wij
dreigen we langzaam onze aandacht en het contact met de werkelijke wereld te verliezen.

Matthew Crawford waarschuwt in zijn boek ‘The world beyond your head’ dat de werkelijkheid op deze manier steeds verder wordt vervangen door een virtuele realiteit. Een idyllische wereld die zich aanpast aan onze wensen en waarin de frustraties en conflicten van het werkelijke leven niet bestaan. Ieder beleeft hierdoor zijn eigen internet filter bubbel waardoor we geen aandacht meer hebben voor de concrete dingen en mensen om ons heen.

Dat dit jammer is, blijkt bijvoorbeeld wanneer je in de Parijse metro stapt. Voorheen had ik tijdens deze korte ritjes nog wel eens leuk oogcontact met een knappe Fransman. Met een beetje geluk speelde een metromuzikant een cover van Une Belle Histoire totdat bij de volgende halte moest worden uitgestapt om weg van het leven verder te bewandelen. Ondergrondse metroritjes waren extra spannend vanwege de reflectie van de metroramen. Oogcontacten losten langzaam op in een dagdroom door de naderende verlichting van de volgende halte.


Maar wanneer ik nu door de metrogangen zoef en in de weerspiegeling staar, zie ik slechts dat de blikken van de charmante Fransmannen zijn gericht op hun telefoontjes. Wanhopig vraag ik me af of die internet filter bubbels nog zijn door te prikken. En of we ons er genoeg van bewust zijn dat onze keuzevrijheid wordt bepaald door een handvol grote bedrijven en dat we onze aandacht (die ongemerkt handelswaar is geworden) voor elkaar langzaam aan het verliezen zijn. Misschien dat we maar eens moeten beginnen met het beperken van reclame op het internet en op de muren.


Terwijl ik naar buiten staar, worden de spiegelingen in de metroramen langzaam vervangen door het zicht op de levensgrote reclameposters van de volgende halte. Zonder dat ik er controle over heb, wordt mijn aandacht volledig opgeslokt door een reclame over vis. Ach, waar maak ik me eigenlijk druk over?