Deze maand is het 21 jaar geleden dat ik een kantoorbaan inwisselde voor een leven op een boerderij ergens in het midden van Frankrijk.
Ik werkte veertig uur in de week, van 9 tot 5. Soms een uurtje langer dat ik dan op een ander moment kon compenseren. Dagenlang zat ik binnen achter een computerscherm op een verstelbare bureaustoel met meer instelmogelijkheden dan een koe botten in haar lijf heeft. Nu slenter ik dagen door de stal of een weiland. In beide gevallen schiet het niet op maar hier ruikt het nog ergens naar.
Ik had de zekerheid van een vast contract, een salarisstrook, een koffiepauze en een functioneringsgesprek waarin iemand mij vertelde wat ik goed deed en vooral wat beter kon.
Nu bepaalt de natuur of het goed gaat. Een koe die tevreden ligt te herkauwen, een schuur vol hooi of een verpieterde maisoogst. Jammer. Volgend jaar beter. Of een koe die haar staart in een verse flats heeft gehangen en mij vervolgens vol in het gezicht zwiept. Dat is pas feedback.
Van negen tot vijf werken en vrije weekenden gaven mogelijkheden om regelmatig te sporten, de krant van voor tot achter te lezen en op zijn tijd een uitstapje. Om op te laden zoals dat tegenwoordig heet.
Nu werk ik wanneer het nodig is. De zon komt op, de dag begint en wanneer de maan hoog staat is het werk meestal nog niet klaar. Koeien hebben niks met een kalender en over afkalvingen of kapot materieel valt niet te vergaderen.
Maar wanneer op een doordeweekse ochtend, als de wereld nog slaapt, de dauw op het land ligt en in de verte een uil roept dan weet ik wat echte rust is.
Voorheen had ik vijf weken vakantie per jaar. Om te proeven hoe het was om ergens te zijn waar ik echt wilde wezen. Nu plannen we met moeite vijf dagen vakantie om het eerste uur al te terug te verlangen naar de plek waar we het liefste zijn.
Vakantiemomenten dienen zich tegenwoordig onverwacht aan. Op een warme middag in maart. Dan zit ik zomaar eventjes in de zon en denk: ja, dit is vakantie. Of een warme zomeravond met de geur van vers hooi. Of wanneer kraanvogels over de boerderij naar verre oorden trekken en boven je hoofd speciaal voor jou een extra rondje lijken te cirkelen.
Een auto van de zaak had ik niet. Wel een fiets. Met 21 versnellingen en een spatscherm. Om te voorkomen dat mijn nette broek vies werd.
Nu heb ik een trekker. Een mooi rode waarop ik mag rijden, hoog boven de wereld, als een koningin op haar troon, met een overall die zo vies mag worden als een hond die door een koeienvlaai heeft gewoeld. En als ik écht luxe wil, pak ik de Bipper, met de honden achterin en Franse chansons die uit de speakers knallen.
Collega’s had ik toen ook. Meestal waren ze aardig, sommige vooral aanwezig. Nu heb ik de honden, de kat en roodstaartjes die even langs wippen. En de koeien natuurlijk. Die zeggen niet veel, maar laten met hun blik duidelijk merken wat ze van je vinden. En Guus, tja... soms kun je beter over iets anders beginnen.
Voorheen had ik één baas die vertelde wat ik moest doen. Nu heb ik er veel meer. De bank, de zuivelfabriek, de overheid, de media, de natuur. Maar de natuur heeft geen mailadres en reageert niet op klachten. En ik heb natuurlijk mezelf. Dat is al moeilijk genoeg.
Fusies waren vroeger een nieuw logo, een ander koffieapparaat en iemand van hogerhand die zei dat alles beter werd. Hier betekent het dat de grote boeren groter worden en de kleine verdwijnen. Maar het betekent ook dat je langzaam versmelt met het land en de koeien. Voorheen had ik een baan, nu ben ik mijn werk. Ooit ging ik elke avond naar huis, nu ben ik thuis. Dat scheelt reistijd, maar verder niks.
Eénentwintig jaar geleden verliet ik mijn kantoor. Ik mis het niet (vaak). Een koe die tevreden herkauwt, is minstens zo rustgevend als een ergonomisch ontworpen werkplek.
Werken met de natuur is mooi tot het besef komt dat de natuur niet met jou werkt. Op momenten dat de regen met bakken uit de hemel valt wanneer het droog moet zijn, het droog is wanneer het moet regenen, de trekker tot de assen vastzit in de modder, de melkrobot voor de derde keer ‘s nachts belt of een koe die nergens naar toe wil.
Soms twijfel ik wel eens over het boerenbestaan wanneer er weer een nieuwe visie over de landbouw wordt gepresenteerd of iemand in een zoveelste column schrijft dat de boeren het ontzettend verkeerd doen. Het raakt, ook al is de afzender vaak iemand die nog nooit met laarzen door de mest heeft gelopen. En misschien niet weet dat verandering niet alleen een mening is, maar werk, hard werk. De landbouw is inderdaad niet perfect en het kan zeker beter. Maar wanneer tegenwoordig in de media wordt geroepen dat de boer ‘anders moet werken’ vraag ik mij steeds vaker af of het niet tijd wordt dat zij eens iets anders gaan doen.
Ook stel ik mij wel eens een wereld voor, waarin iedereen gewoon zijn best deed, in plaats van alleen naar anderen te wijzen. Misschien, heel misschien, zou het dan ergens op lijken.
De avond valt. De lucht kleurt van goud naar paars, de koeien herkauwen rustig, de honden rennen kansloos achter wat reetjes aan en ik doe nog een rondje koeien. Elders worden laptops dichtgeklapt, baardjes glad gestreken en knotjes recht getrokken. De dag zit erop. Vandaag ging het over landbouw. Gelukkig kan het morgen weer zo over wat anders gaan.
![]() |
Regenboog bij zonsondergang in maart |