zondag 4 februari 2024

Boeren als een God in Frankrijk?

Niemand zal ontgaan zijn dat er de afgelopen weken in Frankrijk boerenprotesten hebben plaatsgevonden en dat daar veel over gesproken en geschreven wordt. Inmiddels heeft iedere columnist en journalist, of wat daar voor doorgaat, zijn zegje gedaan. Ik ben er nog niet uit wat ik vervelender vind: een brief op de deurmat met de mededeling dat we de volgende ochtend een landbouwcontrole krijgen of het wegzakkende nivo van de journalistiek met de verwijten dat boeren maar subsidieslurpers zijn en niet zo moeten zeuren. 

Hans Laroes ging op X zelfs zover dat hij bij demonstreren de extra voorwaarde wilt voorstellen waarbij op iedere trekker een spandoek moet komen te staan hoeveel subsidie vanuit Brussel wordt ontvangen en welk deel van de productie voor de binnenlandse markt is. Gewoon, voor de transparantie, licht hij toe.  

Carolien de Gruyter kopt in de NRC dat de boerenprotesten in Europa eerder een goed getimede driftbui van een geprivilegieerde boerenklasse zijn dan de noodkreet van keuterboertjes. Zakenlui die je best stevig mag controleren. Ze schrijft in haar stuk dat een derde van de begroting van de EU naar landbouw gaat, terwijl de landbouwsector slechts 1,4 % aan het bbp bijdraagt. Het grootste grootste deel, een zesde gaat naar Frankrijk en 80% van die subsidies gaat naar slechts 20% van de boeren (...)En raad eens wie daar vooral van profiteren? Grote boerenbedrijven (...) kleine keuterboeren hebben het nakijken (...) 

Als boerin, met 100 ha en 65 melkkoeien, in het midden van Frankrijk, wil ik via deze post de genoemde beweringen wat toelichting geven zodat deze in een betere context kunnen worden geplaatst. 

Vaak wordt weggelaten dat de EU zoveel aan landbouw uitgeeft omdat het het enige beleidsterrein is wat Europees wordt uitgevoerd. Het landbouwbeleid kost Nederland hierdoor slechts minder dan 1 miljard per jaar, ongeveer 0,3% van de rijksbegroting. In ruil hiervoor hebben we in de EU voldoende en goedkoop voedsel en kan de landbouw door de politiek een bepaalde richting op worden gestuurd. Niet alleen boeren profiteren van de landbouwsubsidies maar alle partijen in het voedselcomplex. 

 Dat landbouw slechts 1,4% van het bbp bedraagt, is misschien wel een goed teken. Over het algemeen geldt dat als een economie van een land een heel hoog landbouwaandeel in het BBP heeft, dit betekent dat het een onderontwikkeld land is met veel armoede op het platteland. 

Doordat landbouwsubsidies zijn gekoppeld aan hectares (om productie te remmen) geldt dat hoe groter een land of bedrijf is hoe groter het totale subsidiebedrag is. Niet vreemd dus dat een groot land als Frankrijk de meeste subsidie ontvangt.
Dat 20% van de grootste boeren (qua landoppervlak) 80% van de subsidiegelden ontvangen, is de gemiddelde verhouding voor de EU. Voor Nederland en Frankrijk ligt de verhouding minder scheef: 20% van de grootste bedrijven ontving rond 50% vd GLB-steun van het betreffende land. 

De 20/80 verhouding komt vooral doordat er delen in Europa zijn met heel veel kleine boerderijtjes. Voor de EU geldt dat 2/3 van de boerderijen in de EU kleiner is dan 5 ha en 7,5% groter dan 50 ha is en 68,2 % van het EU landbouwoppervlak bewerkt. 
De gemiddelde grootte van een landbouwbedrijf in de EU is 17,4 ha (slechts ongeveer 18% van de bedrijven is zo groot of groter. Voor NL ligt het gemiddelde rond de 34 ha, FR 69 ha). 

Ik snap overigens niet wat er zo aantrekkelijk is aan de kleine keuterboer. Van de 9,1 miljoen EU landbouwbedrijven hebben er 3,3 miljoen een standaardopbrengst (SO) van minder dan 2 000 €/jaar (=1% van de totale SO van de EU). 
Nog eens 2,5 miljoen landbouwbedrijven hadden een standaardopbrengst tussen 2 000 en 8 000 €/jaar. Dit betreft voornamelijk zelfvoorzienende en hobbyboeren.  

299 000 landbouwbedrijven (3,3% van het EU-totaal) hadden een standaardopbrengst die groter is dan 250 000 €/jaar in 2020 en waren verantwoordelijk voor een meerderheid (56,4%) van de totale economische landbouwproductie van de EU.

Wat is nu het profiel van die geprivilegieerde Franse boer? Het gemiddelde Franse bedrijf is 69 ha groot en is inderdaad in omvang toegenomen de afgelopen 50 jaar. Dit is vooral ten koste gegaan van de kleine bedrijven met minder dan 20 ha (maar is dat erg wanneer in elke andere sector er op los wordt gefuseerd?). 


Vooral rundveehouders hebben bedrijven met veel oppervlak. Dit betekent niet dat dit grote anonieme agrobusiness bedrijven zijn zoals in het NRC stukje wordt beweerd. Ons bedrijf heeft bijvoorbeeld 100 hectare met 65 melkkoeien. Onze buren hebben 250 hectare en 200 vleeskoeien. Beide familiebedrijven met respectievelijk twee en vier actieve familieleden. Net als al die andere rundveehouderijen om ons heen. Volgens het NRC zakenlui die profiteren van bakken met subsidie. 

Met gemiddeld 69 ha per bedrijf zal er wel geboerd worden als een God in Frankrijk met al die subsidies. De werkelijkheid is dat een Franse boer gemiddeld 1.620 €/maand verdiend en 26% onder de armoede grens leeft. Hiervoor moet gemiddeld 55 uur/week worden gewerkt en meestal ook in de weekenden. Een Franse boer maakt jaarlijks anderhalf keer meer uren dan een Franse werknemer. Mede omdat de eerste nauwelijks met vakantie gaat of kan. Geprivilegieerd?  

De Franse boeren (groot, klein, rijk, arm) protesteerden afgelopen weken vooral tegen de toenemende regeldruk (zonder dat dit in de kostprijs kan worden doorgerekend), een toenemend verbod op pesticiden zonder alternatieven, toenemende voedselimporten uit landen met minder strenge regelgeving en niet-naleving van de Egalim-wetten. 

Dat het Europees landbouwbeleid op de schop moet, ben ik eens met Caroline de Gruyter. Boeren willen best verduurzamen maar wanneer de kosten daarvoor te groot worden en de vraag in de winkelschappen achterblijft dan is dat behoorlijk frustrerend (een deel van de Franse biologische melk wordt inmiddels verkocht als gangbaar bijvoorbeeld). Verduurzamen zonder goed structuurbeleid maakt wanhopig. Stemmingmakende stukjes ook.

Voor meer duiding over de boerenprotesten:

donderdag 30 december 2021

Over het geluid van een vallende eik en goede voornemens

''Als een boom in omvalt en er is niemand in de buurt om het te horen, maakt het dan geluid?'' is een bekend filosofisch raadsel, dat vragen oproept over de waarneming en de kennis van de werkelijkheid.

Het is een vraag die ik mij gelukkig niet hoefde te stellen afgelopen week want ik hoorde tijdens een regenachtige avond duidelijk een krakend geluid. Wel dacht ik in de eerste instantie dat Guus tijdens het stro strooien in het donker van de nacht en de mist van de regen in een onbewaakt ogenblik tegen de houtconstructie van de jongveestal was aangereden. Bij navraag bleek er gelukkig niets aan de hand. De jongveestal stond nog gewoon overeind. Guus doet zoiets niet. Waarschijnlijk had ik een fantoomgeluid gehoord.

De volgende ochtend bleek echter dat het dof krakende geluid het einde had ingeluid van één van de karakteristieke eiken die het uitzicht bepaalde in de standweide van onze koeien.

Volgens een oude luchtfoto genomen tussen 1950 en 1965 groeide de boom samen met een ander twijgje op een vroegere scheiding tussen twee percelen. Later werden deze percelen samengevoegd en bood de twee-eenheid schaduw en verkoeling aan de koeien tijdens warme zomerse dagen en werd het een uitzichtpost voor vele vogels, speurend naar muizen, mollen, kikkers of insecten.

fantastische site: https://remonterletemps.ign.fr/
Sinds onze aankomst in Frankrijk in 2004 stonden de twee er al minder goed bij dan andere eiken in de omgeving. Regelmatig beschimmelden de bladeren aan takken, die elk jaar steeds minder uitliepen en waarvan er af en toe één plompverloren afbrak. In stilte werd er een langdurige strijd gestreden tussen de twee eiken en de natuurlijke elementen.

Na jaren van droge zomers heeft één van de twee met elkaar vergroeide eiken zich tijdens de langdurige regenval van afgelopen dagen bij het leven neergelegd. Ik weet het, het is maar een boom maar wel ééntje die deel uitmaakte van mijn dagelijks bestaan dat er voortaan letterlijk anders uit zal zien.

Voor het invallen van de lente zullen we de stam en de brokstukken naar de laatste rustplaats brengen en wellicht tijdens de winter van 2022/23 ceremonieel verbranden in onze CV-ketel.

Ondertussen dwaal ik wat op internet op zoek naar troost bij omgevallen bomen en valt mijn oog op een citaat van Gandhi:

''Een boom die omvalt maakt veel lawaai. Een ontluikend bos hoor je niet''.

Dat lijkt mij een mooi voornemen voor 2022. Proberen meer een ontluikend bos zijn en in de voortdurende kakofonie van afbrekende kritische meningen iets meer aandacht te hebben voor al het wonderlijke dat in alle stilte groeit en aanwezig is om ons heen.

Voor iedereen de beste wensen voor 2022!

laatste rustplaats voor gevallen bomen



dinsdag 7 september 2021

Uit de oude doos 2015: Emigreren naar Frankrijk, ervaringen van een boerin in eeuwige opleiding

In de lente van 2004 zijn wij naar Frankrijk geëmigreerd om een melkveehouderij over te nemen. Ikzelf was acht jaar werkzaam geweest in de bouwwereld en had totaal geen ervaring met melkkoeien. Maar mijn vriend is een boerenzoon en heeft van middelbare agrarische school tot landbouwuniversiteit diploma's en heeft mij de (melk)kneepjes van het vak geleerd. Omdat hij het vijfde kind in een gezin met acht kinderen is, zat bedrijfsovername er voor hem niet in. Het progressieve moderne Nederland blijft een monarchie waarbij tegenwoordig melkveebedrijven (bijna) alleen nog maar bestemd zijn voor de kroonprinsen en -prinsessen van de melkveehouderij.

In Frankrijk is het, in tegenstelling tot Nederland, nog mogelijk om met heel weinig startkapitaal melkveehouder te worden. Het platteland loopt leeg zodat er op verschillende niveaus (landelijk, regionaal, departementaal) subsidies en speciale leningen worden verleend aan jonge mensen die zich daar willen vestigen.

In onze regio, met voornamelijk vleesvee, staan vooral de kleine melkveehouderijen te koop. Op het oog zijn deze erg pittoresk: kleinschalig, zomers de koeien in de wei in de schaduw van een dikke eikenboom en in de winter op stro in een potstal.

Deze bedrijven zijn echter nauwelijks rendabel en bieden weinig toekomstperspectief. En omdat je van alleen romantiek niet kunt leven, kiezen de meeste boerenzonen en -dochters liever voor een goedbetaalde baan in de stad. Alleen Nederlanders met een droom zien toekomst in dit soort bedrijven.


Het bedrijf dat wij overnamen was een pachtbedrijf met 110 hectare
grond en ongeveer 50 melkkoeien. Doordat het bedrijf oorspronkelijk werd gerund door drie man en wij met zijn tweetjes waren, was de beginperiode extra zwaar. We werkten voor vier want naast het dagelijkse werk moest het bedrijf en ook ons huis worden gemoderniseerd. Zo werd er een gierput aangelegd (gier werd gewoon het weiland ingeschoven), de melkstal vergroot van 2x4 naar 2x8 melkstellen (die sinds 2013 zijn vervangen door een melkrobot), een jongveestal gebouwd (waar je gewoon met een trekker in kan zodat het werk met de riek een stuk minder werd) en werd ook de potstal verbouwd tot een stal met ligboxen. Daarnaast werd ons extra melkquotum toegekend zodat we ook meer koeien gingen melken (van 450.000 liter naar 650.000 liter). Quotum werd destijds niet verhandeld in Frankrijk maar toegekend door commissies.

Een groot verschil met Nederland is dat hier veel met elkaar wordt samengewerkt via CUMA’s. Dit zijn een soort werktuigenverenigingen waarbij de grotere landbouwmachines gezamenlijk worden aangekocht en gedeeld. In het land van vrijheid, gelijkheid en broederschap kunnen CUMA’s gebruik maken van subsidies die op kunnen lopen van 30 tot 40 procent van het te investeren bedrag voor een machine. Voor loonwerkbedrijven gelden deze subsidies niet zodat je grote loonwerkbedrijven, zoals in Nederland, nauwelijks ziet.

Belangrijk is dat deze CUMA’s goed worden aangestuurd. Gedeeld bezit betekent gedeelde verantwoordelijk voor het onderhoud van de machines. Maar dit kan zich ook vertalen naar dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor het onderhoud en machines uiteindelijk sneller zijn afgeschreven dan bedoeld.

Vaak wordt met een groep boeren een maishakselaar aangeschaft en helpen de boeren elkaar bij het oogsten van de mais. Deze periode is een soort feest waarbij ’s middags van twaalf tot twee (drie of vier of vijf) uitgebreid met elkaar wordt gegeten. Dus niet even snel een lunchpakketje met een bruine boterham op de trekker wegwerken.

Wij zitten bij een CUMA voor materieel zoals een stoppelploeg, een kieper en een veewagen maar laten het mais hakselen door een loonwerker doen. Op een melkveebedrijf is het lastig om dagenlang anderen te helpen bij de maisoogst en dan ook nog je eigen bedrijf draaiende te houden. De warme maaltijd ’s middags wordt natuurlijk wel gewoon bij ons op de boerderij samen met de loonwerkers genuttigd.

Ook valt op dat er in onze regio minder hard wordt gestreefd naar schaalvergroting dan in Nederland. Er wordt eerder gekozen voor diversificatie, zoals het verbouwen van graan of het zelf maken en verkopen van kaas, crème en yoghurt. Want regionale en streekgebonden producten zijn erg populair in Frankrijk

Schaalvergroting wordt min of meer gezien als verraad tegen de solidariteit die er zou moeten heersen tussen melkveehouders. Momenteel zie je voornamelijk in Nederland en Duitsland veel boeren door het afschaffen van het melkquotum meer melk produceren. Een van de redenen waardoor, naast de Russische boycot en de afnemende export naar China, de melkprijs is gedaald. De inkomsten gaan hierdoor omlaag en om de inkomsten toch op hetzelfde niveau te houden, wordt door veel melkveehouders besloten om nog meer melk te produceren. Dit drukt dan vervolgens nog meer de melkprijs en zo trekken we elkaar mee in een spiraal die voor de enkelen vooruitgang oplevert en voor de rest nog harder werken of de ondergang.

Een echte Franse oplossing om wat aan de dalende melkprijzen te doen is demonstreren zoals we afgelopen zomer hebben gemerkt. Van de Europese unie mogen boeren geen prijsafspraken met elkaar maken om te onderhandelen met de melkfabrieken maar wel met elkaar afpreken om met zijn allen met de trekker naar Parijs te rijden.

Het resultaat van de demonstraties is een doekje voor het bloeden zonder visie: extra hulp is uitgetrokken voor bedrijven in nood die tegen een aantrekkelijk tarief leningen kunnen herfinancieren, uitstel van een jaar voor het aflossen van leningen en tijdelijk lagere sociale lasten. Ook is er een minimum melkprijs afgesproken. Maar dit geldt alleen voor melk die wordt verwerkt tot bepaalde producten.

Onze melkfabriek verwerkt onze melk tot camembert en brie. Producten die niet onder de afgesproken minimum prijs vallen. Toch betaald onze kaasfabriek gemiddeld beter dan de andere zuivelfabrieken in Frankrijk. De directeur geeft eerlijk toe dat dit jaar voor hem de marges een stuk hoger zijn dan vorig jaar. In de supermarkten wordt voor een stukje brie of camembert door de consument nog evenveel als vorig jaar betaald terwijl de inkoop prijs van de melk voor hem een stuk lager is. Als melkveehouder kun je je daarover opwinden en verder alleen maar machteloos toekijken. We hebben nu eenmaal te maken met een internationale melkprijs en een interne markt die niet synchroon lopen.

De directeur van onze kaasfabriek maakt natuurlijk gebruik van het systeem waarbij degene met de meeste macht de meeste marges naar zich toe trekt. Misschien moet er eens nagedacht worden over een ander systeem waarbij de marges eerlijker verdeeld wordt over alle partijen. Een systeem waarbij de marges transparant zijn en de grootste marges gaan naar degene die het hardste werkt bijvoorbeeld. Want als Nederlander in Frankrijk moet je natuurlijk wel blijven dromen…