vrijdag 13 december 2013

Sporen van nieuw leven

Om je dagelijks bestaan een nieuw leven in te blazen is het niet altijd nodig om van baan te veranderen of bijvoorbeeld naar Frankrijk te verhuizen. Het aanschaffen van een melkrobot kan al voldoende zijn. Maar een droom werkelijkheid laten worden blijkt een weerbarstige praktijk te zijn.

Negen maanden nadat de buurman een stukje land van ons had gekocht, het geld vanwege notariële fouten en bureaucratie met vertraging twee maanden later op onze rekening werd gestort, het koopcontract van de robot was ondertekend en een langdurige verbouwing van de stal, waren wij gereed om voor de laatste keer de koeien te melken in onze oude vertrouwde melkstal. Dit heugelijke feit werd echter een week uitgesteld omdat een cruciaal onderdeel van de robot nog niet was geleverd.

Oh ja
Uiteindelijk kwam dit wel weer goed uit omdat de projectleider van de leverancier van de robot, die al maanden regelmatig langs kwam om bij de verbouwing van de stal  aanwijzingen te geven, was vergeten dat er nog een extra leiding moest komen van de robot naar de melktank. Klein detail was dat deze moest worden uitgefreesd in een betonnen vloer van 50 cm dik. En oh ja, er moest ook nog een waterleiding worden verlengd, een extra stopcontact komen, een zware goed gevulde kast worden verplaatst omdat dat toch echt de beste plek voor de compressor was en isolatie rondom de robot worden aangebracht.

Na een weekje bikken en klussen en de levering van het cruciale onderdeel leek het er dan echt op dat de robot kon worden opgestart. Op de valreep konden we gelukkig nog wat extra mankracht inhuren.  Al maanden van te voren waren we, tijdens een cursus ‘hoe start ik een melkrobot op’, gewaarschuwd dat de eerste dagen van het in gebruik nemen van de robot behoorlijk arbeidsintensief zijn. Extra blij waren we dan ook toen een goede vriend en weer een vriend van hem aanbod met hun partners de betreffende de week te komen helpen. Na het vernemen van de opgelopen vertraging konden zij helaas dit weekje niet meer op het laatste moment verzetten zodat we het nu, in plaats van met acht extra handen, met twee extra moesten doen.

De laatste avond en de eerste ochtend
Op een gewone dinsdagavond werden voor de laatste keer de koeien gemolken in de melkstal waarin ik ruim negen  jaar elke avond had doorgebracht. Waarin niet alleen koeien waren gemolken maar waar ook van alles was gebeurd. Niet alleen gevloekt (omdat een koe Rocco onderpoepte) maar ook gelachen (wanneer een gast zich onverwacht liet onderpoepen) en gehuild (wanneer ikzelf weereens werd ondergepoept). Vrienden, die in het normale leven adviseur, manager of kantoortijger zijn, trots voor de eerste keer een koe melkten. Rocco die als baby uren in de kinderwagen heeft geslapen onder het pulserende rustgevende geluid van de melkmachine en later toen hij wat groter werd allerlei spelletjes bedacht met emmers, slangetjes en borstels die in de melkput rondzwierven.  Bobbie, de hond, die zich aanbood als knuffel tijdens het wachten op de volgende ronde koeien die gemolken moesten worden. En niet te vergeten de katten die zorgvuldig de geknoeide melk weglikten. Aan dit alles kwam zomaar een einde.

De volgende ochtend zou om vier uur de melkrobot worden opgestart. Na een rusteloze nacht ging om half vier de wekker en dreven we rond een uur of half vijf de eerste koe door de robot. Dit ging natuurlijk niet vanzelf. Met man en macht werd de koe de robot ingeduwd. Er zouden nog 59 kolossen volgen en om ons moed in te spreken gaf de robot aan dat deze koe 850 kilo woog. De spenen werden door de laser gescand en vervolgens werd de koe gemolken door de arm van de robot. Dit ging de hele dag zo door totdat ’s middags om half vier de laatste koe voor de eerste keer kennis had gemaakt met de robot.
Iedereen was uitgeput van het duwen maar het melken moest doorgaan. Gelukkig ging de volgende ronde een stuk eenvoudiger omdat de meeste koeien nu doorhadden dat ze met brokje werden beloond door de robot zodat duwen niet meer noodzakelijk was maar een prikje met een drijfstok voldoende was.

Dit tafereel moesten we ongeveer een week dag en nacht volhouden totdat de meeste koeien echt helemaal uit zichzelf naar de robot gingen. In ploegendiensten van vier uur losten Guus en ik elkaar af om de koeien door de robot te drijven. Vooral de nachtelijke uren waren voor een ochtendmens als ik behoorlijk afzien. Zeker toen ook nog eens de eerste nachtvorst zich aandiende. Gelukkig ontdekte ik het fenomeen podcast en heb ik een hele Franstalige serie ‘autour de la question’ afgeluisterd en weet ik nu ondere ander alles over het nut van vergeten, wat je kunt leren van Bonobo’s, waarom rijken steeds rijker worden en het verschil tussen industrieel en traditioneel vervaardigde foie gras.

Een nieuw ritme
Inmiddels zijn de meeste koeien gewend aan de robot en hoeven we niet meer permanent in de stal aanwezig te zijn. Vijf keer per dag drijven we nog kleine groepjes weigeraars (of luilakken) naar de robot en over een aantal maanden zal een twee dagelijks bezoek aan de stal voldoende moeten zijn. Nog steeds maken we lange dagen en staan we ’s ochtends voordat de zon opgaat op om het eerste groepje de robot in te drijven en om half elf ’s avonds het laatste groepje.

Het verschil met ons vorige bestaan is dat een ‘melkbeurt’ nu nog maar een half uur duurt in plaats van twee uur. Vooral ’s avonds is dit een vreemde gewaarwording. Ik doe opeens spelletjes met Rocco, we oefenen uitgebreid zijn huiswerk, lees hem hele hoofdstukken voor voor het slapen gaan en wanneer ik ’s avonds naar een detective kijk op televisie val ik niet meer halverwege in slaap maar weet ik tegenwoordig wie de dader is. (Ja, echt een heel ander licht op het leven zo).


Daarnaast is het werk ook een stuk lichter geworden. ’s Ochtends sta ik met minder pijntjes op en de nachtelijke tintelingen (als gevolg van het melken) in mijn handen zijn verdwenen. Alsof ik tien jaar jonger ben. Totdat ik in de spiegel kijk natuurlijk. Daar zie ik de sporen die de aanloop naar dit nieuwe leven op mijn gezicht hebben achter gelaten…


maandag 9 september 2013

Evenwicht in beweging

Alweer een tijdje geleden werd mij door diverse specialisten aanbevolen dat ik, vanwege de aanhoudende problemen met mijn heup, maar beter kon stoppen met impact sporten als karate en hardlopen. Wanneer ik dan toch iets aan sport wilde doen, werd mij zwemmen en fietsen aanbevolen.

Over mijn zwemervaringen heb ik al eens iets geschreven (zie: http://boerininfrankrijk.blogspot.fr/2012/03/karate-zwemmen-en-dromen-die-voorbij.html) en omdat ik nu ook regelmatig op de fiets zit leek mij het aardig hier eens wat over te schrijven.

Na jaren de fiets alleen maar gezien te hebben als een transportmiddel, van woon- naar werkplek en van vakantiebestemming A naar B, had ik nooit gedacht een sportieve fietser te worden. Sportief fietsen was voor drugsverslaafden, mannen met een te dikke buik of mensen met een doktersadvies die echt niet iets anders meer konden. Want fietsen is saahaai. Althans dat dacht ik voordat ik een mountainbike kocht omdat de realiteit is dat ik onder de laatste categorie van afgeschreven sporters val. Gelukkig is in werkelijkheid fietsen hartstikke leuk en net als joggen of karate een gevecht tegen jezelf en de elementen.

Omdat Rocco afgelopen week, na twee maanden vakantie, weer op school zat en ik hierdoor kampte met een legenestsyndroom besloot ik de fiets te pakken om dit gevoel weg te fietsen. Inmiddels heb ik een erg mooi rondje ontdekt die voert langs het karakteristieke landschap van de Creuse dat is gevuld met oude gehuchtjes, glooiende weilanden, kleine meertjes en bos. Daarnaast is bijna de gehele route onverhard (circa ¾) zodat je je al snel ver weg van de bewoonde wereld waant.

In vijf minuten heeft de fiets mij midden in het landschap getrokken. Ik voel, hoor en ruik de natuur: Wind die door de haren strijkt, de zon die op de benen brandt, kwetterende vogels, tjirpende krekels, limousine kalfjes die schichtig wegrennen of juist nieuwsgierig een eindje met mij meelopen, oogverblindende goudgele geschoren graanvelden afgewisseld met de koelte van het bos.

De bospaden vergen uiterste concentratie. Het verkeerd raken van een boomwortel of steen kan fataal zijn. Voor je het weet lig je op de grond. Ook plassen kunnen verraderlijk zijn. Door de ene kun je zonder problemen heen spatten en door de ander zak je tot je vooras in de modder. Helaas weet ik inmiddels precies welke dit zijn.

Ondertussen bereik ik een klim van, voor mij, de eerste categorie. Deze biedt mij de meeste uitdaging. Een gevecht van de helling tegen mijn wilskracht. De aandacht voor de omgeving versmalt en richt zich nog enkel op het pad onder mij. Ik weet precies welke steen of boomwortel ik moet ontwijken om te voorkomen dat mijn voorwiel wordt opgetild en ik achterover sla. Het tempo daalt drastisch, heb moeite om mijn balans te houden en nostalgisch dwalen mijn gedachten af naar het verleden: Naar de tijd dat ik leerde fietsen. Het moment dat mijn vader mij op het juiste moment losliet, een laatste duwtje gaf en mij het broze gevoel van evenwicht in beweging leerde. 'Blijf bewegen! Anders val je!' Eén van de beste adviezen die een vader zijn kind kan meegeven.

Inmiddels zijn mijn benen zo verzuurd en ben ik zo buiten adem dat ik nog wel zo’n duwtje kan gebruiken. Maar gelukkig vlakt de helling alweer af. Ik heb de top gehaald! Ik hoor een zucht van verlichting waarvan ik weet dat deze niet van mij is. Ik blik vooruit en zie een zakenbolide het bospaadje blokkeren. De wagen schudt zachtjes heen en weer en door de ruiten zie ik twee silhouetten die schijnbaar ook een hoogtepunt hebben bereikt.

Daar de deuren van auto wagenwijd openstaan, links van het pad brandnetels groeien en rechts braamstruiken, is de enige uitweg het belletje van mijn fiets voorzichtig te laten pingen. Er volgt geen reactie. Vervolgens schraap ik mijn keel en laat ik een achteloos kuchje horen. Opgeschrikt worden de deuren ietsjes dicht getrokken zodat ik kan passeren. Helaas moet ik afstappen om langs dit obstakel te komen waardoor mij per ongeluk een zacht ‘putain’ ontglipt.

Schijnbaar heel toepasselijk want tijdens deze passage valt mijn blik ongewild in de auto. Ik zie een veel te jong mooi meisje, verscholen achter een dikke laag make-up, met een veel te oude vieze man. Vlug worden enkele lichaamsdelen afgedekt en worden er wat tissues naar buiten geworpen. Tot mijn grote schrik blijft één van de tissues kleven aan mijn voorband.

Ik stap weer op mijn fiets maar weet niet zo snel wat ik met dat plakkerige zakdoekje dat aan mijn voorband kleeft moet doen. Inmiddels heb ik de laatste jaren een groot deel van mijn smetvrees overwonnen. Ik raak niet meer in paniek wanneer er wat koeienvlaai in mijn haren spettert, durf nageboorte van een koe in een emmer te scheppen en weg te gooien en ruim regelmatig de muizenresten op die onze poezen voor onze voordeur als cadeautje deponeren. Maar dit doekje met de blote hand verwijderen is mij net iets teveel van het goede.

Tot mijn grote opluchting valt het doekje er na enkele meters fietsen vanzelf weer af. Maar helaas zie ik ondertussen overal tissues liggen en moet ik telkens aan het gebeurde denken. De omgeving is inderdaad uitdagend voor een romantisch uitstapje maar die weggeworpen tissues doen de maagdelijke schoonheid van mijn fietsroute geweld aan. Ik merk dat ik uit mijn evenwicht ben gebracht doordat ik met mijn gedachten teveel stil sta bij de doekjes.

Gelukkig krijgen mijn gedachten weer een duwtje doordat ik een stijle afdaling nader die al mijn concentratie vergt. Stilstaande gedachtes zijn niet geoorloofd. Het beste is het linker karrespoor te volgen en niet met volle snelheid door de laatste scherpe bocht te gaan. Ik kom uit op een paadje waar de limousine kalfjes altijd aan de verkeerde kant van de afrastering rustig in de berm liggen en even later schiet een reetje voor mij het bos in. Ik voel me weer één met de natuur.


Thuisgekomen zie ik een doos met tissues op de keukentafel staan. Vragende blikken staren mij na wanneer ik deze ongevraagd veilig in de kast opberg.


vrijdag 23 augustus 2013

Over melkrobotisatie en de prijs van de vooruitgang

Afgelopen tijd zijn we drukker dan anders met ons bedrijf. Dit najaar hopen we een melkrobot te installeren en daarvoor moeten nogal wat voorbereidingen worden getroffen tussen de dagelijkse werkzaamheden door. Geen vakantie dus deze zomer maar dat is eigenlijk toch al niet echt mogelijk op een melkveehouderij omdat het erg lastig is het vee aan een derde voor langere tijd over te dragen. Een midweekje weg is voor een melkveehouder al een enorme luxe. Gelukkig krijgen we nog steeds elke zomer bezoek van vrienden en familie uit Nederland die ons toch een beetje een van hun vakantiegevoel aan ons doorgeven en zijn er tegenwoordig de sociale media die ook vol staan met vakantiefoto’s en je meenemen naar exotische oorden.

Helaas kreeg ik de laatste periode ook via die sociale media meerdere malen uit verschillende hoeken het volgende filmpje voorgeschoteld: http://www.filmsforaction.org/watch/without_saying_a_word_this_6_minute_short_film_will_make_you_speechless/. Het filmpje laat indringend zien hoe het er in de bio-industrie aan toegaat en tot welke excessen dit kan leiden. In het filmpje is ook melkvee te zien waardoor ik me dubbel voel aangesproken. Ik ben melkveehouder en eet ook nog eens gewoon vlees. Maar wanneer vervolgens in één van de commentaren wordt gewezen op de site van Wakker dier en hun rapport over melkvee heb doorgenomen voel ik me ook nog eens een dierenbeul en een graaier (zie: http://www.wakkerdier.nl/uploads/media_items/rapport-melkveesector-vijf-voor-twaalf.original.pdf). En dat terwijl ik in werkelijkheid juist vaak het gevoel heb te worden geleefd door de koeien, dag en nacht voor ze klaar sta omdat hun gezondheid en welzijn voorop staat en van de week weer eens te horen heb gekregen dat een collegaboer ermee stopt omdat hij niet meer voor niets wil werken.

In het rapport van de stichting Wakker dier zijn alle negatieve onderzoeken van de melkveehouderij op een rijtje gezet zodat je een behoorlijk ongenuanceerd beeld van deze sector krijgt. Op elk punt is genuanceerd tegen in te gaan maar ik zal me beperken tot hetgeen wordt geschreven over de robot en het winstbejag van de melkveehouder.

Hetgeen er over de robot wordt geschreven, zou iedere melkveehouder ertoe bewegen de robot direct bij het oud vuil neer te zetten. Het ding jaagt de koeien uit de weide, verhoogt het risico op uierontsteking en zorgt ervoor dat de melkveehouder de gezondheid van zijn koeien minder goed in de gaten heeft. De boer heeft immers niet meer het tweedagelijks contact met de dieren dat hij voorheen wel had.

Juist het beter kunnen volgen van de gezondheid van de koeien is, naast de het verlichten van de werklast, één van de belangrijkste redenen waarom wij voor dit systeem kiezen. In de beginjaren van de robot zijn er inderdaad problemen met uierontsteking geweest maar tegenwoordig is dit niet meer zo. Via stappen- en herkauwtellers en melkmetingen wordt de koe nauwlettend door de robot in de gaten gehouden en heeft de melkveehouder juist sneller dan voorheen in de gaten of een koe iets mankeert. En de tijd die de melkveehouder normaal gesproken in de melkput doorbracht, kan hij nu gebruiken om in de stal of wei het gedrag van zijn koeien beter in de gaten te houden.

Het welzijn en de gezondheid van de beesten staat immers bij iedere melkveehouder (die ik ken) voorop want een ziek beest betekent niet alleen zielige koe maar ook minder melkopbrengst, meer kosten en vooral veel meer werk.

De gezondheid en het welzijn van de koeien is tevens  één van de redenen waarom wij onze koeien willen blijven beweiden. Met robot. Ook dat kan tegenwoordig. Via automatisch aangestuurde poortjes zal de robot komend voorjaar de koeien naar de weide of naar de robot sturen. Het wel of niet beweiden heeft weinig te maken met een melkrobot maar wordt voornamelijk bepaald door de grote van de veestapel. Wij hebben een veestapel met 64 melkkoeien, een mooi aantal om nog kunnen te beweiden.



Ik schrijf ‘nog’ want net als elke veehouder hopen we dat we het met dit aantal koeien nog jaren kunnen volhouden. Dit zal een behoorlijke uitdaging worden, gezien de enorme prijsstijgingen van veevoer en energie de laatste jaren terwijl de melkprijs gemiddeld genomen gelijk blijft en eerder de neiging heeft te zakken. Stijgende kosten en lagere opbrengsten per eenheid product brengt een ondernemer en dus ook de veehouder in de verleiding tot meer efficiëntie. Bijvoorbeeld door te streven naar schaalvergroting of automatisering. Zeker wanneer je als melkveehouder in de vrije markt moet concurreren tegen bedrijven uit oost europa waar mankracht slechts drie euro per uur kost. Wanneer je realiseert dat een melkveehouder meer uren maakt dan de gemiddelde CAO voorschrijft kun je misschien begrijpen waarom een melkveehouder streeft naar verlichting en vermindering van het werk. (Wij tellen niet onze uren maar weten wel dat ze gemaakt worden: na een klein weekje vakantie afgelopen winter kregen wij een factuur voor 100 uur vervanging voorgeschoteld door de bedrijfshulp. Dit was een gewone week zonder afkalvende koeien of zaai- of oogstwerk).

Efficiëntie: voor vele ecolo’s een vies woord maar helaas wel de harde realiteit om te kunnen overleven als ondernemer. Let op het woord ‘overleven’ want het gaat bij de melkveehouder echt niet om nog meer winst maken want dat doet hij met moeite maar het gaat voornamelijk om de jaarlijkse strijd om uit de rode cijfers te blijven en de veestapel gezond te houden. Hij probeert te besparen op mankracht en veevoer maar ook zo efficiënt mogelijk om te gaan met bestrijdingsmiddelen en medicijnen. Wie wel eens een factuur van bestrijdingsmiddelen of van de veearts onder ogen heeft gehad, snapt wat ik bedoel.

Natuurlijk zou iedere melkveehouder wel een lief klein rendabel boerderijtje willen runnen met dertig koeien, een veertig uurige werkweek, vrije weekenden en 25 vakantiedagen maar de half vrije markt economie lijkt dit niet toe te staan.
Een alternatief voor de schaalvergroting of efficiëntie zou kunnen zijn om op biologische productie over te stappen. Graag zou ik hier in geloven maar tot nu toe ben ik er niet van overtuigd dat dit dè oplossing is: Stel dat we ons allemaal zouden kunnen veroorloven dezelfde hoeveelheid biologisch voedsel te eten en te drinken als dat we nu doen. Hoe moet dat dan met de groeiende vraag naar voedsel van de alsmaar groeiende wereldbevolking waarvan een groot deel nog steeds honger heeft? Is hiervoor wel genoeg schaarse landbouwgrond beschikbaar?

Biologische landbouw is helaas nog steeds een stuk minder efficiënt dan de gangbare landbouw. Er wordt gelukkig veel onderzoek gedaan naar efficiëntere duurzamere landbouw dus er is hoop. Voorlopig zie ik de biologische landbouw als een nobel protest tegen de gangbare landbouw maar niet als dè oplossing. (Ik ben dus niet tegen maar zie het nog niet als een duurzame oplossing)

Vaak wordt vergeten dat de milieuvervuilende en dieronvriendelijke gangbare landbouw bij heeft gedragen aan het luxe en comfortabele leven dat we in het westen kunnen leiden. In het westen bestaat er vanaf de jaren vijftig geen honger meer is er tegenwoordig zelfs voedsel in overvloed. Daarnaast is in gangbare landbouw nog slechts vijf procent van de westerse beroepsbevolking actief zodat de rest elkaar voornamelijk diensten kan verlenen en zijn we in de luxe positie om vruchtbaar land voor exorbitante bedragen te verkopen om er huizen op te bouwen, natuurgebieden of golfterreinen van te maken waar van hartenlust gerecreëerd kan worden omdat we niet meer druk hoeven te zijn met voedsel te verzamelen. Daarnaast hoeft er door de hoge opbrengsten van de moderne landbouw slechts vijf tot tien procent van een westers inkomen te worden besteed aan voedsel en kan de rest worden besteed aan wonen, vakantie, elk seizoen een nieuwe outfit en elektronica.

Zoals vlees en zuivel vaak onder dieronvriendelijke omstandigheden worden geproduceerd, worden kleding en gadgets vaak onder mensonterende omstandigheden gemaakt. Vaak wordt hiervan gezegd dat boycotten van deze spullen weinig zin heeft omdat het probleem dan gewoon wordt verplaatst naar een andere sector of locatie en er nog grotere armoede achter blijft. Zo is het boycotten van zuivel en vlees door vegetarier of veganist te worden volgens mij dus ook geen oplossing voor het dierenwelzijnprobleem. Wel een manier om aandacht te vragen voor het probleem maar niet dè oplossing. De problemen zullen slechts worden verplaatst. Naar schaalvergroting (want de gewenst kleine bedrijven zullen het het eerst laten afweten en worden opgeslokt door de grotere) of naar landen met lage uurlonen. Beter is, denk ik, in gesprek te gaan met de verantwoordelijken en in overleg regels te maken die leiden tot betere productie omstandigheden. Ongenuanceerde rapporten schrijven en een beroepsgroep zwartmaken lijkt mij zeker geen goede oplossing.

Het minderen van het consumeren van dierlijke producten lijkt mij nog de beste oplossing maar gezien de aard van de mens en zijn historie ook gelijk de meest kansloze. Het hemelse paradijs heeft plaats gemaakt voor het aardse waar het bevredigen van onze zintuigen een doel op zich is geworden. De paradox wil dat de gecreëerde overvloed alleen maar tot nog meer schaarste en ontevredenheid leidt: Wanneer er meer is willen we ook meer en zijn pas tevreden als we dat hebben om vervolgens nog meer te verlangen. Gewoon omdat het mogelijk is.


Een hopeloos vooruitzicht voor de mensheid, lijkt het. Maar misschien is er toch nog een lichtpuntje. Misschien is er wel een hele andere oplossing om ons alsmaar groter wordende consumptiepatroon te doorbreken. Misschien moeten we het niet zoeken in het consumeren van nog meer (statusverhogende) producten maar het zoeken in het zegevieren van de overvloedige productie. Zoeken naar overvloedige dier-, mens- en milieuvriendelijke productie die zichzelf direct consumeert. Net zoals Aristoteles zegt, streven naar handelingen die op zichzelf zinvol zijn en waarin het doel in de handeling zelf besloten ligt: Muziek, dans of een goed gesprek bijvoorbeeld? Het lezen van een goed boek, zorg voor je naaste? Of misschien wel het schrijven van een zinloos verhaal?...

vrijdag 28 juni 2013

Virtueel met vakantie: uit de oude (win)doos

Vanwege de drukte met de verbouwingen, omdat het weer troosteloos is en absoluut niet inspireert deze zomer neem ik even een virtuele vakantie. Daarom ter afsluiting een gedichtje uit de oude doos. Uit de tijd dat er nog wel in eind juni frambozen in de struiken en kersen in de bomen hingen (en ik nog mooie mawashi's kon uitdelen).



De Kersenboom - ene vertelling
zomer 2009

Rocco zag eens kersen hangen
O! als eieren zo groot.
’t Scheen dat Rocco wilde plukken
Schoon, zijn moeder het hem verbood.

Hier is, zei hij, nog mijn vader,
Noch mijn moeder die het ziet.
En aan een boom zo vol geladen
Mist men vijfentwintig zesentwintig kersen niet.

Maar, zie ik daar een struik vol frambozen!?
Die wil ik ook. Ik loop erheen.
Zou ik met alleen kersen genoegen moeten nemen?
Neen!

Voort ging Rocco, en Bobbie, het lieve speelse hondje
Die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het lopen tegen
Aan het einde van het dikke koeienvlaaienpad.

Kom, mijn Rocco, zei het hondje.
Kom, mijn kleine vruchtendief.
Wij gaan samen frambozen plukken
Want ook ik heb deze vruchten lief.

Daarop laden ze beiden hun buikjes vol
En aten zo alle frambozen op.
Totdat moeder hen in de gaten kreeg,
Ze snelden weg en ontweken zo een ferme karate-schop!





dinsdag 18 juni 2013

Op zoek naar Beatrix

Op een dag had ze er schoon genoeg van. Elke dag weer in dat strakke keurslijf en maar doen wat er van je werd verlangd omdat je nu eenmaal zo was geboren. Waar ze ook was werd ze in de gaten gehouden en als ze buiten de paadjes wilde lopen werd ze er vriendelijk op gewezen op het rechte pad te blijven.

Maar, zomaar opeens, tijdens een onbewaakt ogenblik kneep ze er tussen uit. Het begin was even onwennig en wist ze niet zo goed waar ze heen wilde. Ze keek om zich heen en zag toen in de verte een ogenschijnlijk mooie man. Zo één die ze ook in haar jonge jaren had gekend. Het was al weer een hele tijd geleden dat ze intiem contact had gehad met een man dus besloot ze die richting op te gaan.

Onderweg kwam ze een meertje tegen en omdat ze inmiddels dorst hadgekregen, besloot ze een slokje water te nemen. In het gladde water verscheen haar spiegelbeeld. Ze keek nog eens goed en vroeg zich af: Wie is Beatrix eigenlijk? Een dienstbare  vrouw die altijd klaar staat voor haar omgeving en geboren was met een roeping? Of bestond er nog een andere Beatrix? En zo ja, wie was dat dan? Wordt niet iedereen gemaakt door de omgeving waar in je wordt geboren? Hoe maakbaar is het leven eigenlijk en welke rol speel je hier zelf in?

Sommigen benijdden haar vanwege de gunstige levensomstandigheden waarin zij was geboren en leefde en anderen waren blij dat zij vrij waren en niet het verplichte leven hoefden te leiden dat zij leidde. Dat ze hun eigen keuzes konden maken.

Maar nu ze er over nadacht, was ze eigenlijk wel blij met haar uitgestippelde leven. Alle moeilijke levensvragen (opleiding, levenspartner, wel/geen kinderen, beroep)  waren eigenlijk al voor haar beantwoord en ze hoefde slechts het protocol te volgen om te slagen in haar leven. Anderen moesten helemaal zelf bedenken wat dit protocol was en konden dan pas aan de uitvoering hiervan beginnen. In de verte hoorde Beatrix echter de knappe man roepen en liep zonder verder na te denken zijn richting op.

En zo stond ik die avond in de melkput de laatste koeien te melken toen ik merkte dat er eentje ontbrak. Had ik er eentje ongemerkt ongemolken door gelaten? Had er eentje zich verstopt buiten de wachtruimte? Niets van dit alles. Na controle bleek er gewoon één koe te ontbreken. Het was Beatrix, koe 3300, geboren met de aanleg om veel melk te geven en dochter van Paulien, destijds de koningmoeder van onze koeien.


Na het melken gingen we dus direct op zoek naar Beatrix. Na enige tijd vonden we haar gelukkig. Eén kilometer van de stal vandaan in de berm bij de weide waarin onze stier ook staat. We lieten Beatrix nog even snuffelen aan de stier maar werd toen met een aantal petsen op de billen weer de weg opgejaagd, richting de melkstal, haar roeping.

Beatrix in actie

vrijdag 26 april 2013

Tijd voor de melkrobot: tussen droom en werkelijkheid


Na jaren dromen en maanden van twijfel is het dan zover: eind dit jaar wordt er een melkrobot op ons bedrijf geïnstalleerd!

Nadat Guus een aantal keer op stap was geweest met de robotverkoper en ik thuis bleef om een oogje op het vee te houden, vond de verkoper dat madame nu ook maar eens een robot in levende lijve moest gaan bekijken. Op een half uur rijden van Limoges wist hij dat er sinds een aantal maanden een robot in bedrijf was gesteld. Dit betekende twee keer een uur en een kwartier totale reistijd, wat mooi te doen is op een vrije middag voor melkveehouders als wij zijn.

We spraken af op een parkeerplaats aan de rand van Limoges om aldaar gezamenlijk met de zakenbolide van de verkoper naar een lunchplek te rijden en vervolgens de robot te gaan bezichtigen. Onderweg keuvelde Guus op de bijrijderstoel met de verkoper over koetjes en kalfjes en ik genoot op de achterbank van het glooiende Franse landschap dat aan mij voorbij gleed. Af en toe leek het alsof de tijd had stil gestaan. Smalle landweggetjes kronkelden tussen de typische kleinschalige landbouw van de Limousinestreek in winterrust en verbonden kleine dorpjes met oude kerktorens aan elkaar. Alleen auto’s en reclamepanelen verraadden dat het toch echt 2013 was.

Na drie kwartier rijden begon ik me lichtelijk zorgen te maken. Waren we het restaurant en de robot misschien niet per ongeluk voorbij gereden? Nee hoor, over een kwartiertje waren we bij het restaurant en dan zou het nog een klein half uurtje rijden naar de robot zijn. Na negen jaar had ik beter moeten weten: in Frankrijk duren half uurtjes een stuk langer dan in Nederland. Ik zag de tijd die we op het robotbedrijf zouden doorbrengen slinken en ons eten als echte Hollanders naar binnenwerken, wilden we vanavond nog op tijd thuis zijn om om zes uur de koeien te melken.

In de verte zag ik in het midden van niets een onbeduidend gebouwtje opdoemen. Muren opgetrokken met franse betonstenen, ongeschilderde kozijnen en als dakbedekking fraaie grijze golfplaten. Oasis kon je nog net lezen op het vale paneel met palmbomen boven de entree. De parkeerplaats stond vol met vrachtwagens en tot mijn grote verbazing parkeerde ook onze verkoper zijn auto hier tussen. Niet de ideale plek om potentiële klanten warm te maken voor een melkrobot leek mij.

In Frankrijk heb je naar mijn idee twee stromingen binnenhuisarchitectuur: de één vol van romantiek en sfeervol en de ander koud en ongezellig. Wij hadden duidelijk met de laatste van doen. Tafeltjes afgedekt met een plastic zeiltje, vaasjes met kunstbloemen en TL-balken als sfeerverlichting. Ik vroeg me af of ik nog wel zin had in het hele robotgedoe maar wist ook dat er geen weg terug meer was.

Omdat we haast hadden, besloten we alle drie hetzelfde te bestellen. Een stukje vlees met aardappeltjes en een salade die we bij de saladebar zelf konden opdienen. De salade deed al iets vermoeden over het stukje vlees maar toen na een kwartiertje het eten werd opgediend was ik met stomheid geslagen. Duidelijk was dat alle energie en smaak in dit restaurant in het eten werd gestoken. Ook dat is Frankrijk: engeltjes die onverwacht af en toe over je tong plassen. Heerlijk!

Na deze maaltijd gleden we voort naar het betreffende bedrijf. Ik probeerde ongemerkt een siësta in halfslapende toestand te houden en Guus werd voorgelicht over het truffelgebied waar we doorheen reden. Truffels waren voornamelijk te vinden tussen de wortels van jonge eikenbosjes op kalkrijke grond. Daarnaast wist hij te vertellen dat er na de oorlog een truffelcrisis was geweest omdat veel mannen de geheimen van de  truffel vindplaatsen hadden meegenomen naar de eeuwige slagvelden. Een speciaal programma had ervoor gezorgd dat de opbrengsten de laatste jaren weer stegen maar de vooroorlogse truffeloogsten zijn nooit meer geëvenaard.

Erg interessant allemaal ware het niet dat het inmiddels al half vier was en we nog steeds geen robot hadden gezien. Omdat we om vijf uur zeker niet terug zouden zijn, belde ik onze buurvrouw om te vragen of ze Rocco wilde af te halen van school zodat hij niet in paniek voor een leeg huis zou staan nadat hij door de chauffeur van de schoolbus was thuis gebracht.

Inmiddels reden we het erf op waar de robot zou staan. Een erf omgeven met machines, oud ijzer, een lappendeken van gebouwtjes en een wat grotere stal met een uitbouw. We stappen uit en door een kille melkstal lopen we naar waar het allemaal om te doen was: de melkrobot. Een soort rode container met aan de buitenkant een beeldschermpje en aan de onderkant een opening waar goed is te zien hoe de koeien door het apparaat heen lopen en gemolken worden.

Heel gemoedelijk ondergaat de koe haar melkbeurt. Eerst krijgt ze via een voerbakje wat brokjes en vervolgens worden haar spenen met een borsteltje voorzichtig schoon geschrobd. Nadat de spenen droog gestoomd zijn, worden de spenen met een laserstraal ingescand en wordt het melkstel ondergehangen. Zelfs de koe met de gekruiste spenen wist de robot zonder problemen te melken.

Inmiddels kwam ook de boer aangesneld. Enthousiast laat hij zien welke gegevens er uit de robot te halen zijn, hoe hij zijn koeien nu nog beter leert kennen en wat voor een comfort het robotmelken hem heeft opgeleverd. Het is inmiddels half vijf en ik weet dat we op zijn vroegst om half zeven thuis zullen zijn en daardoor nu ook zeker weer eens mijn zwemtraining moet afzeggen.

Op te terugweg denk ik over alle voor- en nadelen van de robot. Het is een enorme investering en voor de jaarlijkse afschrijving en rentelasten zou je ook een knecht kunnen aannemen die meer kan dan alleen maar melken. Dat klopt, maar deze is slechts 35 uur per week beschikbaar en daarnaast is het erg moeilijk om een knecht te vinden die kan melken in een gebied met voornamelijk vleesvee.

Daarnaast zou door een robot het contact met je beesten verloren gaan. Hier doemt het romantische beeld op van een melkveehouder die twee keer per dag tussen zijn beesten staat en direct contact heeft met zijn beesten via het melken. Over het beeld van de melkveehouder na het melken wordt vaak geen woord gerept: Van top tot teen onder mestspetters en omgeven door een weeïge lucht van melk en mest. Soms gehavend met blauwe polsen wanneer een fris melkende vaars zich niet wilt laten melken of soms met een verrekte spier omdat een koe er zo voor staat dat je in een nog onbekend yogastandje de koe moet onderhangen. Geen probleem voor de melkrobot en daarnaast is de melkrobot alerter op uierontsteking, gewichtsverandering en tochtigheid dan dat een melkveehouder dat kan zijn.

Maar het grootste voordeel is toch wel dat de melkveehouder door de robot minder gebonden is aan de ochtend en avond melktijden. Af en toe kan er ’s ochtends worden uitgeslapen na een feestje en ’s middags kun je gewoon ergens een ander bedrijf bezoeken zonder dat je zenuwachtig continu de tijd in de gaten hoeft te houden.

Nadat we die avond om half tien klaar waren met melken besloten we dus de knoop door te hakken en een robot te installeren op ons bedrijf maar wel op zo’n manier dat de koeien zomers nog beweid kunnen worden. Of ik nu blij ben? Nog niet helemaal. Er komt eerst nog een periode dat we tussen het koeien melken door en het oogsten van het hooi, de graan en de maïs de stal en de mestafvoer grondig moeten aanpassen voor de melkrobot. Daarna komt een periode dat de koeien moeten wennen aan de robot en vervolgens moet maar blijken of de robot op ons bedrijf ook de voordelen met zich meebrengt die wij ervan verwachten. Best spannend dus.

Maar lang niet zo spannend als Rocco het vindt. Laatst vroeg hij me nog met enige vrees: Weet de robot wel dat hij niet aan jongetjes mag komen?


vrijdag 8 maart 2013

Wie gelooft er nog in sprookjes?


Elke gelijkenis met bestaande personen, gebeurtenissen of krantenartikelen berust op louter toeval. (Echt waar…)

Er was eens een boerin die leefde op een lieflijk boerderijtje, ver weg op het platteland, ergens in het midden van Frankrijk. Ze leefde een eenvoudig en vredig bestaan totdat ze, na het doorvoeren van enkele bedrijfsverbeteringen, ’s avonds wat vroeger klaar was met melken en het journaal kon zien. Ook had ze sinds een tijdje een snelle internetverbinding via radiogolven zodat ze op elk moment van de dag op de hoogte kon zijn van alles wat er gebeurde in de rest van de wereld.

Over deze enorme vooruitgang raakte ze in gesprek met haar Engelse buurman die net als zij enkele jaren was geëmigreerd naar Frankrijk. Hij vertelde dat hij sinds hij in Frankrijk woonde geen TV meer keek en geen kranten meer las en zich gelukkiger voelde dan ooit.

De boerin dacht na en liet al het nieuws van de afgelopen periode nog eens aan haar voorbij gaan. Dit was inderdaad niet iets om vrolijk van te worden.

Haar vroegere wielerheld met die eerlijke blauwe ogen bleek zich te vergrepen hebben aan doping. Haar voorbeeld in doorzetten en afzien had haar en de rest van de wereld bedrogen!?! In navolging van een andere wielerheld bekende deze tijdens een Tv-interview onder andere gebruik te hebben gemaakt van bloeddoping die werd toegediend door een Oostenrijkse arts. Dit stelde de boerin wel weer gerust want zij had gelezen dat de bloedbank, bij welke deze arts de bloedzakjes van de wielrenners in bewaring stelde, niet helemaal zuiver spel speelde.

Deze bloedbank handelde, zoals de naam al doet vermoeden, in bloed. Bij een inval was gebleken dat deze bank het mensenbloed verving voor het veel goedkopere paardenbloed waar de Oostenrijkse arts niet van op de hoogte was. De zakjes bloed van de wielrenners bleken vervolgens duur te worden doorverkocht aan ziekenhuizen voor bloedtransfusies. Doodzieke mensen voelden zich plotsenling op onverklaarbare wijze veel beter dan gebruikelijk na een transfusie.

Wat de frauduleuze bloedbank echter weer niet wist was dat de leverancier van het paardenbloed hen eigenlijk runderbloed leverde omdat de runderen al een tijdje voor menselijke consumptie waren verdrongen door de overtollig verklaarde Roemeense paarden. Maar dit terzijde. Een belangrijk gegeven is dat de wielrenner met die eerlijke blauwe ogen uiteindelijk toch op eigen kracht al zijn mooie prestaties had behaald.

Een hoogleraar in de sociale psychologie zag hier een mooi bewijs in voor zijn onderzoek dat het placebo-effect van bloeddoping niet moet worden onderschat. Eén voorbeeld was natuurlijk niet genoeg dus verzon hij er nog wat zogenaamde dopingsgevallen bij maar werd helaas ontmaskerd en werd uiteindelijk beschuldigd van wetenschappelijk wangedrag. In een mooie autobiografie betuigde hij spijt en belichtte hij vervolgens zijn fraude affaire en wat zijn drijfveren waren geweest.

De boerin was wel een beetje teleurgesteld over alle schandalen in de media en ze verwonderde zich over de wijze waarop tegenwoordig boete werd gedaan. Vroeger gebeurde dit in de kerk maar tegenwoordig blijken boeken of veel bekeken televisieprogramma’s het beste medium hiervoor te zijn. Wanneer je een hoge functie bekleed bij een grote organisatie kwam je er nog het beste vanaf. Daar kreeg je zelfs bonussen voor je wangedrag. Voorheen deed je boete in de kerk maar tegenwoordig leek je beloond te worden voor de misleidingen die je had begaan.

Maar goed. Biechten in of voor de kerk was natuurlijk ook wel een beetje passé. Want wie bekent er nu nog schuld en doet er nu nog boete aan een criminele organisatie die boven de wet staat, gefundeerd is op leugens en mentale intimidatie van een significant deel van de wereldbevolking? Gelukkig had het hoofd van deze organisatie besloten zijn mijter, jurk en stok erbij neer te leggen. De boerin had ergens gelezen dat de dreiging van een mogelijke arrestatie van dit hoofd als gevolg van het lekken van vertrouwelijke documenten, onder andere over de geheimen van de Vaticaanbank als bewaarplaats van allerlei duistere tegoeden, door zijn butler hem teveel was geworden.

Maar gelukkig kwam alles goed. De kardinalen gingen in het laatste eeuwige conclaaf om een opvolger aan te wijzen. Journalisten zagen jarenlang vuurwerk uit de schoorstenen komen van het Vaticaan omdat het voor de kardinalen onmogelijk was om tot overeenstemming te komen. Met name over wat de toekomstige Paus in de doofpot moest houden en wat bekend kon worden gemaakt en kon worden afgekocht zorgde voor eeuwige hoofdbrekens.

In het begin van deze periode waren de mensen nog een beetje onrustig en stuurloos maar langzaam aan kregen ze weer vat op hun leven: Bij gebrek aan beter begonnen ze eindelijk weer in zichzelf te geloven en in elkaar. En ze leefden een nog lang, eerlijk en gelukkig leven.


woensdag 23 januari 2013

Mannenwerk


Ruim acht jaar geleden dacht ik, als geëmancipeerde bouwkundige, wel al het werk aan te kunnen dat op een melkveehouderij moet worden verzet. Maar na een aantal maanden ploeteren, vijf kilo lichter, overbelaste onderarmen en getroffen door spit, werd ik al een stuk minder overmoedig. Veel werkzaamheden werden daarom in de loop der jaren aangepast op mijn tere gestel en liet ik met tegenzin sommige werkzaamheden voortaan over aan mannen.

Het zagen van brandhout is bijvoorbeeld echt mannenwerk. Dit is tevens één van de favoriete bezigheden van de fransman op het platteland. Deze liefde is te herkennen aan de muurtjes van gestapeld hout waarmee elk Frans erf is omheind. Meestal zijn de bovenzijden van deze muurtjes afgedekt met fraaie golfplaten of landbouwplastic die zorgvuldig zijn vastgelegd met oude banden of ander materiaal zonder een duidelijke functie. Aan de breedte van het muurtje is te zien of het hout nodig is voor de gezellige warmte af en toe of nodig is om het hele huis de hele winter warm te stoken. In het laatste geval is het muurtje een veelvoud van 50 cm breed en heeft het huis een grote kachel waarin deze blokken opgestookt kunnen worden. De lengte van het muurtje is meestal gebaseerd op een stookvoorraad van vier jaar. Dit is de tijd dat het hout nodig heeft om goed te drogen en gestookt te kunnen worden.

Vol bewondering en afgunst aanschouw ik deze muurtjes altijd. Wij lopen wat dit betreft vijf jaar achter. Het hout dat wij kloven wordt meestal in een hoek van onze schuur gekiept en binnen twee maanden opgestookt. 

Een Hollandse houtstapel
Het maken van zo’n mooie houtstapel vergt tijd. Veel tijd. Wanneer het in de herfst of de winter dan ook maar even mooi weer is, zijn alle Fransmannen buiten in de weer met hun kettingzaag. Via elke hoek wordt dan de stilte verdreven door het gezellige geknetter van kettingzagen. Iedere Fransman heeft wel een bosje hout met mooie bomen of is wel bevriend met een boer die zoveel stroken bos langs zijn land heeft dat hij graag wordt geholpen met het snoeiwerk. Toevalligerwijs staan in zo’n te snoeien strook altijd mooie eiken of kastanjes met rechte stammen die niet te dun of te dik zijn. Eiken of kastanjes geven namelijk de meeste hitte af bij het verbranden.

Wij hebben ook een kettingzaag. Een mooie STIHL met een blad van 50 cm. Veel te zwaar voor mij. Reden om een aantal jaar geleden een kleiner type aan te schaffen. Eentje waarvan ik dacht dat die wel zou passen bij mijn lichaamsbouw. Ik bladerde door een folder met landbouwapparaten toen mijn oog viel op ‘DE’ kettingzaag. Een STHIL MS 192 T, geloof ik. Een kettingzaag met een bescheiden blad van 30 cm, gefotografeerd in de handen van een stoere vrouw met een helm en een veiligheidsbril op, gekleed in een geblokte bloes en leren werkhandschoenen aan. Toen ik het apparaat afrekende in de winkel zei de verkoper bij het afscheid nog met een knipoog: ‘Succes met je nieuwe broodmes’.

Bij de eerste mooie zonnige dag die zich voordeed, ging ik met Guus mee met het houtzagen. Ik zou de stammen van de zijtakken ontdoen en Guus zou de grote stammen in stukken van 50 cm zagen. Ik vulde het reservoir van de zaag met het speciale benzinemengsel. Vervolgens trok ik aan het touwtje om de motor op gang te brengen. Na vijftien keer trekken en een lamme arm verder, riep ik met tegenzin de hulp in van Guus. Hij pompte even op een knopje en gaf vervolgens schijnbaar moeiteloos een venijnig kort rukje aan het betreffende touwtje.

Omgeven door het tevreden geronk van mijn zaag, benzine dampen en de geur van vers gezaagd hout was ik zo een tijdje bezig. Voorzien van het juiste materiaal kunnen zelfs vrouwen houtzagen. Ik waagde me aan een wat dikkere stam en ook dit leek goed te gaan. Ik sneed met mijn blad door de stam als een mes door een pakje boter. Totdat het blad bijna door de stam heen was. De twee delen van de stam bewogen krakend naar elkaar toe en de ketting sloeg vast. Nog net op tijd wist ik het juiste hendeltje los te laten anders was ik met zaag en al over de stam heen geslingerd. De zaag zat muur en muur vast en weer moest ik vernederend de hulp van Guus inroepen. ’s Avonds stopte ik de losgewrikte zaag ver weg in hoekje van de schuur om hem jaren later door te verkopen aan onze klusjesman. Die zag er wel een mooi snoeimes in.

Houtzagen is dus echt mannenwerk. Ook wanneer je pas een jongen van zes bent. Rocco doet niets liever dan op vrije dagen met pappa en de buurman meegaan om hout te zagen. Vanuit veiligheidsoverwegingen heeft pappa liever dat hij bij mij blijft en ik moet hem dan vaak na een uurtje weer komen ophalen. Zoals laatst het geval was. Pappa, de buurman en Rocco waren druk in de weer met het opsnoeien van een houtsingel. De stammen waren reeds omgehakt, ontdaan van hun takken en in kleine stukken gezaagd en ze waren druk bezig de houtblokken op te laden in een kieper. Rocco sleepte onder het waakzaam oog van de buurman de afgezaagde takken op een stapel. Een andere stapel was inmiddels aangestoken en de vlammen waren metershoog. Rocco genoot en hoopte dat ik hem niet zou zien. Na enig overleg met Guus, besloten we dat ik inderdaad Rocco niet had gezien en dat hij die middag bij de mannen mocht blijven.

Verslagen ging ik weer naar huis. Voelde me voor het eerst in zes jaar ook als moeder overbodig. Deze afwijzing had ik pas over een jaar of tien verwacht. Met een geblesseerde ziel kroop ik op de bank. Samen met een goed boek, een zakje troostende chocolade pinda's binnen handbereik en met het hoofd van de altijd trouwe hond op mijn schoot. Veel te laat kwamen de mannen die avond weer thuis. De kleren vol met zaagsel en rooklucht en vol van verhalen hoe hoog de vlammen waren gekomen, de hoeveelheid hout die van het bosje was gekomen en wie wat had gedronken na afloop tijdens het aperitief bij de buurman.

Die avond, na het melken, rende Rocco naar mij toe en vroeg aan mij met hem mee te komen naar de bak met brokken voor de koeien. De brokken in de bak waren mooi glad gestreken en met een stok had hij een heel groot hart getekend. ‘Voor jou!’ zei hij met een stralende lach.

Soms kun je dingen inderdaad beter aan mannen overlaten. Zeker aan mannen van zes…