dinsdag 7 september 2021

Uit de oude doos 2015: Emigreren naar Frankrijk, ervaringen van een boerin in eeuwige opleiding

In de lente van 2004 zijn wij naar Frankrijk geëmigreerd om een melkveehouderij over te nemen. Ikzelf was acht jaar werkzaam geweest in de bouwwereld en had totaal geen ervaring met melkkoeien. Maar mijn vriend is een boerenzoon en heeft van middelbare agrarische school tot landbouwuniversiteit diploma's en heeft mij de (melk)kneepjes van het vak geleerd. Omdat hij het vijfde kind in een gezin met acht kinderen is, zat bedrijfsovername er voor hem niet in. Het progressieve moderne Nederland blijft een monarchie waarbij tegenwoordig melkveebedrijven (bijna) alleen nog maar bestemd zijn voor de kroonprinsen en -prinsessen van de melkveehouderij.

In Frankrijk is het, in tegenstelling tot Nederland, nog mogelijk om met heel weinig startkapitaal melkveehouder te worden. Het platteland loopt leeg zodat er op verschillende niveaus (landelijk, regionaal, departementaal) subsidies en speciale leningen worden verleend aan jonge mensen die zich daar willen vestigen.

In onze regio, met voornamelijk vleesvee, staan vooral de kleine melkveehouderijen te koop. Op het oog zijn deze erg pittoresk: kleinschalig, zomers de koeien in de wei in de schaduw van een dikke eikenboom en in de winter op stro in een potstal.

Deze bedrijven zijn echter nauwelijks rendabel en bieden weinig toekomstperspectief. En omdat je van alleen romantiek niet kunt leven, kiezen de meeste boerenzonen en -dochters liever voor een goedbetaalde baan in de stad. Alleen Nederlanders met een droom zien toekomst in dit soort bedrijven.


Het bedrijf dat wij overnamen was een pachtbedrijf met 110 hectare
grond en ongeveer 50 melkkoeien. Doordat het bedrijf oorspronkelijk werd gerund door drie man en wij met zijn tweetjes waren, was de beginperiode extra zwaar. We werkten voor vier want naast het dagelijkse werk moest het bedrijf en ook ons huis worden gemoderniseerd. Zo werd er een gierput aangelegd (gier werd gewoon het weiland ingeschoven), de melkstal vergroot van 2x4 naar 2x8 melkstellen (die sinds 2013 zijn vervangen door een melkrobot), een jongveestal gebouwd (waar je gewoon met een trekker in kan zodat het werk met de riek een stuk minder werd) en werd ook de potstal verbouwd tot een stal met ligboxen. Daarnaast werd ons extra melkquotum toegekend zodat we ook meer koeien gingen melken (van 450.000 liter naar 650.000 liter). Quotum werd destijds niet verhandeld in Frankrijk maar toegekend door commissies.

Een groot verschil met Nederland is dat hier veel met elkaar wordt samengewerkt via CUMA’s. Dit zijn een soort werktuigenverenigingen waarbij de grotere landbouwmachines gezamenlijk worden aangekocht en gedeeld. In het land van vrijheid, gelijkheid en broederschap kunnen CUMA’s gebruik maken van subsidies die op kunnen lopen van 30 tot 40 procent van het te investeren bedrag voor een machine. Voor loonwerkbedrijven gelden deze subsidies niet zodat je grote loonwerkbedrijven, zoals in Nederland, nauwelijks ziet.

Belangrijk is dat deze CUMA’s goed worden aangestuurd. Gedeeld bezit betekent gedeelde verantwoordelijk voor het onderhoud van de machines. Maar dit kan zich ook vertalen naar dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor het onderhoud en machines uiteindelijk sneller zijn afgeschreven dan bedoeld.

Vaak wordt met een groep boeren een maishakselaar aangeschaft en helpen de boeren elkaar bij het oogsten van de mais. Deze periode is een soort feest waarbij ’s middags van twaalf tot twee (drie of vier of vijf) uitgebreid met elkaar wordt gegeten. Dus niet even snel een lunchpakketje met een bruine boterham op de trekker wegwerken.

Wij zitten bij een CUMA voor materieel zoals een stoppelploeg, een kieper en een veewagen maar laten het mais hakselen door een loonwerker doen. Op een melkveebedrijf is het lastig om dagenlang anderen te helpen bij de maisoogst en dan ook nog je eigen bedrijf draaiende te houden. De warme maaltijd ’s middags wordt natuurlijk wel gewoon bij ons op de boerderij samen met de loonwerkers genuttigd.

Ook valt op dat er in onze regio minder hard wordt gestreefd naar schaalvergroting dan in Nederland. Er wordt eerder gekozen voor diversificatie, zoals het verbouwen van graan of het zelf maken en verkopen van kaas, crème en yoghurt. Want regionale en streekgebonden producten zijn erg populair in Frankrijk

Schaalvergroting wordt min of meer gezien als verraad tegen de solidariteit die er zou moeten heersen tussen melkveehouders. Momenteel zie je voornamelijk in Nederland en Duitsland veel boeren door het afschaffen van het melkquotum meer melk produceren. Een van de redenen waardoor, naast de Russische boycot en de afnemende export naar China, de melkprijs is gedaald. De inkomsten gaan hierdoor omlaag en om de inkomsten toch op hetzelfde niveau te houden, wordt door veel melkveehouders besloten om nog meer melk te produceren. Dit drukt dan vervolgens nog meer de melkprijs en zo trekken we elkaar mee in een spiraal die voor de enkelen vooruitgang oplevert en voor de rest nog harder werken of de ondergang.

Een echte Franse oplossing om wat aan de dalende melkprijzen te doen is demonstreren zoals we afgelopen zomer hebben gemerkt. Van de Europese unie mogen boeren geen prijsafspraken met elkaar maken om te onderhandelen met de melkfabrieken maar wel met elkaar afpreken om met zijn allen met de trekker naar Parijs te rijden.

Het resultaat van de demonstraties is een doekje voor het bloeden zonder visie: extra hulp is uitgetrokken voor bedrijven in nood die tegen een aantrekkelijk tarief leningen kunnen herfinancieren, uitstel van een jaar voor het aflossen van leningen en tijdelijk lagere sociale lasten. Ook is er een minimum melkprijs afgesproken. Maar dit geldt alleen voor melk die wordt verwerkt tot bepaalde producten.

Onze melkfabriek verwerkt onze melk tot camembert en brie. Producten die niet onder de afgesproken minimum prijs vallen. Toch betaald onze kaasfabriek gemiddeld beter dan de andere zuivelfabrieken in Frankrijk. De directeur geeft eerlijk toe dat dit jaar voor hem de marges een stuk hoger zijn dan vorig jaar. In de supermarkten wordt voor een stukje brie of camembert door de consument nog evenveel als vorig jaar betaald terwijl de inkoop prijs van de melk voor hem een stuk lager is. Als melkveehouder kun je je daarover opwinden en verder alleen maar machteloos toekijken. We hebben nu eenmaal te maken met een internationale melkprijs en een interne markt die niet synchroon lopen.

De directeur van onze kaasfabriek maakt natuurlijk gebruik van het systeem waarbij degene met de meeste macht de meeste marges naar zich toe trekt. Misschien moet er eens nagedacht worden over een ander systeem waarbij de marges eerlijker verdeeld wordt over alle partijen. Een systeem waarbij de marges transparant zijn en de grootste marges gaan naar degene die het hardste werkt bijvoorbeeld. Want als Nederlander in Frankrijk moet je natuurlijk wel blijven dromen…