Alweer een tijdje
geleden werd mij door diverse specialisten aanbevolen dat ik, vanwege de
aanhoudende problemen met mijn heup, maar beter kon stoppen met impact sporten
als karate en hardlopen. Wanneer ik dan toch iets aan sport wilde doen, werd
mij zwemmen en fietsen aanbevolen.
Over mijn
zwemervaringen heb ik al eens iets geschreven (zie: http://boerininfrankrijk.blogspot.fr/2012/03/karate-zwemmen-en-dromen-die-voorbij.html) en omdat ik nu ook regelmatig op de fiets zit leek mij het aardig hier eens
wat over te schrijven.
Na jaren de fiets
alleen maar gezien te hebben als een transportmiddel, van woon- naar werkplek
en van vakantiebestemming A naar B, had ik nooit gedacht een sportieve fietser
te worden. Sportief fietsen was voor drugsverslaafden, mannen met een te dikke
buik of mensen met een doktersadvies die echt niet iets anders meer konden. Want
fietsen is saahaai. Althans dat dacht ik voordat ik een mountainbike kocht
omdat de realiteit is dat ik onder de laatste categorie van afgeschreven
sporters val. Gelukkig is in werkelijkheid fietsen hartstikke leuk en net als
joggen of karate een gevecht tegen jezelf en de elementen.
Omdat Rocco
afgelopen week, na twee maanden vakantie, weer op school zat en ik hierdoor kampte
met een legenestsyndroom besloot ik de fiets te pakken om dit gevoel weg te
fietsen. Inmiddels heb ik een erg mooi rondje ontdekt die voert langs het
karakteristieke landschap van de Creuse dat is gevuld met oude gehuchtjes, glooiende
weilanden, kleine meertjes en bos. Daarnaast is bijna de gehele route onverhard
(circa ¾) zodat je je al snel ver weg van de bewoonde wereld waant.
In vijf minuten
heeft de fiets mij midden in het landschap getrokken. Ik voel, hoor en ruik de
natuur: Wind die door de haren strijkt, de zon die op de benen brandt,
kwetterende vogels, tjirpende krekels, limousine kalfjes die schichtig
wegrennen of juist nieuwsgierig een eindje met mij meelopen, oogverblindende goudgele geschoren
graanvelden afgewisseld met de koelte van het bos.
De bospaden vergen
uiterste concentratie. Het verkeerd raken van een boomwortel of steen kan
fataal zijn. Voor je het weet lig je op de grond. Ook plassen kunnen
verraderlijk zijn. Door de ene kun je zonder problemen heen spatten en door de
ander zak je tot je vooras in de modder. Helaas weet ik inmiddels precies welke
dit zijn.
Ondertussen bereik ik
een klim van, voor mij, de eerste categorie. Deze biedt mij de meeste
uitdaging. Een gevecht van de helling tegen mijn wilskracht. De aandacht voor
de omgeving versmalt en richt zich nog enkel op het pad onder mij. Ik weet
precies welke steen of boomwortel ik moet ontwijken om te voorkomen dat mijn
voorwiel wordt opgetild en ik achterover sla. Het tempo daalt drastisch, heb
moeite om mijn balans te houden en nostalgisch dwalen mijn gedachten af naar
het verleden: Naar de tijd dat ik leerde fietsen. Het moment dat mijn vader mij
op het juiste moment losliet, een laatste duwtje gaf en mij het broze gevoel
van evenwicht in beweging leerde. 'Blijf bewegen! Anders val je!' Eén van de beste adviezen die een vader zijn kind kan meegeven.
Inmiddels zijn mijn
benen zo verzuurd en ben ik zo buiten adem dat ik nog wel zo’n duwtje kan
gebruiken. Maar gelukkig vlakt de helling alweer af. Ik heb de top gehaald! Ik
hoor een zucht van verlichting waarvan ik weet dat deze niet van mij is. Ik
blik vooruit en zie een zakenbolide het bospaadje blokkeren. De wagen schudt
zachtjes heen en weer en door de ruiten zie ik twee silhouetten die schijnbaar
ook een hoogtepunt hebben bereikt.
Daar de deuren van
auto wagenwijd openstaan, links van het pad brandnetels groeien en rechts
braamstruiken, is de enige uitweg het belletje van mijn fiets voorzichtig te
laten pingen. Er volgt geen reactie. Vervolgens schraap ik mijn keel en laat ik
een achteloos kuchje horen. Opgeschrikt worden de deuren ietsjes dicht
getrokken zodat ik kan passeren. Helaas moet ik afstappen om langs dit obstakel
te komen waardoor mij per ongeluk een zacht ‘putain’ ontglipt.
Schijnbaar heel
toepasselijk want tijdens deze passage valt mijn blik ongewild in de auto. Ik
zie een veel te jong mooi meisje, verscholen achter een dikke laag make-up, met een veel te oude vieze man. Vlug worden enkele lichaamsdelen afgedekt en worden
er wat tissues naar buiten geworpen. Tot mijn grote schrik blijft één van de tissues
kleven aan mijn voorband.
Ik stap weer op
mijn fiets maar weet niet zo snel wat ik met dat plakkerige zakdoekje dat aan
mijn voorband kleeft moet doen. Inmiddels heb ik de laatste jaren een groot
deel van mijn smetvrees overwonnen. Ik raak niet meer in paniek wanneer er wat
koeienvlaai in mijn haren spettert, durf nageboorte van een koe in een emmer te
scheppen en weg te gooien en ruim regelmatig de muizenresten op die onze poezen
voor onze voordeur als cadeautje deponeren. Maar dit doekje met de blote hand verwijderen is mij net iets
teveel van het goede.
Tot mijn grote
opluchting valt het doekje er na enkele meters fietsen vanzelf weer af. Maar helaas
zie ik ondertussen overal tissues liggen en moet ik telkens aan het gebeurde
denken. De omgeving is inderdaad uitdagend voor een romantisch uitstapje maar die
weggeworpen tissues doen de maagdelijke schoonheid van mijn fietsroute geweld
aan. Ik merk dat ik uit mijn evenwicht ben gebracht doordat ik met mijn
gedachten teveel stil sta bij de doekjes.
Gelukkig krijgen
mijn gedachten weer een duwtje doordat ik een stijle afdaling nader die al mijn
concentratie vergt. Stilstaande gedachtes zijn niet geoorloofd. Het beste is
het linker karrespoor te volgen en niet met volle snelheid door de laatste
scherpe bocht te gaan. Ik kom uit op een paadje waar de limousine kalfjes altijd
aan de verkeerde kant van de afrastering rustig in de berm liggen en even later schiet een reetje voor
mij het bos in. Ik voel me weer één met de natuur.
Thuisgekomen zie ik
een doos met tissues op de keukentafel staan. Vragende blikken staren mij na
wanneer ik deze ongevraagd veilig in de kast opberg.