Sinds het begin van dit schooljaar doet
Rocco aan voetbal. Als ouder van nu leek het ons een goed idee Rocco te
stimuleren een sport te beoefenen. Niet omdat hij te weinig lichaamsbeweging
krijgt. Hij is bijna altijd buiten: Aan het fietsen, op zijn manier aan het helpen
op het bedrijf, aan het ravotten met de honden of de kippen of op zoek naar
slakken, hagedisjes en wormen. Genoeg lichaamsbeweging dus.
Maar, zoals algemeen bekend is, denken ook
wij dat sporten niet alleen gezond voor het lichaam is maar ook voor de geest. Zo
schijn je door te sporten spelenderwijs te leren hoe je moet samenwerken,
presteren en omgaan met winst en verlies. Van slakken en wormen leer je zoiets niet dus gingen we op zoek naar de juiste sport voor Rocco.
Na eerst sporten die mamma wel wat leek te
hebben uitgeprobeerd, zoals tennis, judo en basketbal, werd het uiteindelijk
voetbal. Niet de bal, waar elk jongetje betoverd door lijkt te zijn, trok hem
over de streep maar het magische woord VRIENDJES. Maarliefst twee klasgenootjes
(van de drie) bleken ook op voetbal te zitten.
Op naar Saint Nogiets
Na een aantal maanden trainen was het dan eindelijk
zover. Rocco werd opgeroepen voor zijn eerste voetbalwedstrijd. Uit.
Zaterdagmiddag werden we verwacht op de parkeerplaats van het thuisstadion. En
van daaruit zouden we gezamenlijk naar de tegenstander vertrekken.
Omdat ik veel zenuwachtiger dan Rocco ben
die middag, zijn we natuurlijk veel te vroeg op de afgesproken plek. Rocco vraagt
nog of we te laat zijn maar een kwartier na afgesproken tijd komt uiteindelijk
iedereen opdagen. De meeste ouders vertrekken een stuk sneller dan dat ze
gekomen zijn en samen met de trainer en nog twee ouders blijven we achter met
een kluitje jongens. We verdelen de kinderen over onze auto’s en de trainer
vertelt waar we moeten zijn. Een dorpje, Saint Nogiets, waar ik nog nooit ben
geweest. Ik heb geen idee waar het is. De trainer probeert me nog uit te leggen
waar het is maar zegt al snel dat ik hem maar moet volgen. Vervolgens springt hij
in zijn auto en rijdt met piepende banden de parkeerplaats af.
Met moeite houd ik hem bij en het groene
stipje dat ik moet volgen wordt kleiner en kleiner. Als Nederlander ben ik
opgegroeid met rechte wegen en nog steeds niet gewend aan Franse kronkel
weggetjes waar het platteland mee gesierd is. Vaak laat ik me dan ook verrassen
door snelheidsborden. Waar ik met moeite in scherpe bochten 50 km/h haal, staat
vaak een bord 70 langs de kant van de weg.
Na een heuveltje, vlak voor het dorpje
waar we moeten zijn, verlies ik uiteindelijk de auto van de trainer uit het
oog. Ook de jongetjes bij mij in de auto hebben geen flauw idee waar de auto
van de trainer is gebleven. Iets verderop is er een driesprong. Ik ga naar
rechts maar lijkt op niets of nog meer platteland uit te monden. Een paar
honderd meter later kan ik keren en rijdt terug naar de driesprong. Ook linksaf
lijkt geen goede optie. Het wordt steeds stiller in de auto en het lijkt erop
dat het mij is gelukt te verdwalen in het kleinste dorpje van Frankrijk. Maar
dan ziet één van de jongetjes half verscholen onder een verdorde braamstruik
een bordje met het woord ‘Stade’. Het bordje wijst naar een onverhard pad dat
leidt naar het voetbalveld verscholen achter een haag van bomen en struiken.
Met het zweet op mijn voorhoofd komen we nog net op tijd aan bij het
voetbalveld.
Snel omkleden
De trainer geeft aan dat we ons moeten
haasten met aankleden. De spullen staan in de kleedkamer. Tenminste wat
daarvoor doorgaat. Een klein koud afgebladderd stenen schuurtje zonder verwarming.
Een kaal peertje aan het plafond dient als verlichting. Gelukkig zijn er wel bankjes
en haakjes aanwezig. Op volgorde leg ik de kleren neer die de jongens moeten
aantrekken. Eerst de kledingstukken met lange mouwen en pijpen en vervolgens de
kledingstukken met de korte mouwen en pijpjes. Dan de sokken, voetbalschoenen,
handschoenen en mutsen. Want het is erg koud vandaag. Vier graden maar door de ijzige
wind een veel lagere gevoelstemperatuur.
Gelukkig kunnen de jongetjes bijna alles zelf aantrekken. Alleen met de sokken en voetbalschoenen moet ik ze helpen.
Met veel moeite hijs ik ze in hun sokken tot die tot over de knieën rijken en bedenk
me of het toch niet beter is dat Rocco op tennis of judo gaat. Ook vraag ik me
af waarom die sokken zo hoog moeten worden opgetrokken. Wanneer ik bij het
laatste jongetje ben, weet ik het weer. Het jongetje houdt een paar
scheenbeschermers voor mijn neus en geeft aan dat deze eerst omgedaan moeten
worden en daar dan de sokken overheen moeten worden getrokken. Pffft. Ik maan
de andere jongetjes hun sokken weer naar beneden te trekken en hun
scheenbeschermers tevoorschijn te toveren en om te doen. Even later wanneer ik
alle sokken weer omhoog heb getrokken en vier paar veters heb gestrikt, kom ik
trots met vier aangeklede voetballertjes de kleedkamer uit. Maar niemand heeft oog voor deze prestatie. Iedereen is druk bezig met de warming up en mijn jongens rennen meteen naar de rest van hun
teamgenootjes.
Hoelang duurt zo’n wedstrijd eigenlijk
Na vijf minuten langs de rand van het veld
te hebben gestaan, vraag ik me af of de wedstrijd niet moet beginnen. Ik wil
graag Rocco zien spelen en hem toejuichen en aanmoedigen. Een goede supporter en
moeder zijn ondanks de ijzige kou. Want om eerlijk te zijn, is het enige
waaraan ik kan denken warmte. Helaas is er geen kantine aanwezig waarin ik kan
schuilen tegen de koude. Het ziet er naar uit dat ik de hele wedstrijd langs de
kant zal moeten staan. Geen prettig vooruitzicht. Ik spreek mezelf moed in door
te hopen dat de hele kleine voetballertjes vast niet twee keer 45 minuten
spelen maar twee keer dertig of misschien wel twintig minuten.
Maar dan komt de trainer naar me toelopen
en zegt dat het toernooi over een kwartiertje begint. Ze spelen geen wedstrijd
op dit nivo maar zetten circuitjes uit van voetbalspelletjes waar telkens twee
teams van vier spelertjes tegen elkaar strijden. Het zal ongeveer tot vijf uur
duren. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het pas drie uur is…
Eindelijk begint het toernooi. De
jongetjes lijken onvermoeibaar terwijl ik ondertussen vecht tegen de kou. Ik
heb mijn gevoerde capuchon van mijn jas over mijn hoofd getrokken en volg als
een zombie het team van Rocco van circuit naar circuit. Overdreven moedig ik ze
aan als een middel om warm te blijven. Ze doen het goed. Soms winnen ze en soms
verliezen ze maar ze blijven enthousiast. Zo onopvallend mogelijk vecht ik ook nog eens tegen een
opkomende plas. De toiletten durf ik hier niet aan en ik kan ook geen
onopvallende bosjes vinden waar ik me even terug kan trekken. Ik kan niet
wachten tot het toernooitje is afgelopen.
Eindelijk het laatste circuit
Maar dan, zeven circuitjes later en twee
bevroren voeten en een verkrampte blaas verder, klinkt het verlossende signaal
voor het laatste circuit. Een spelletje waarbij twee teams één tegen één tegen
elkaar strijden om de bal en vervolgens moeten proberen te scoren. Elk teamlid
heeft een nummer dat op afroep in actie moet komen. Rocco heeft nummer drie. De
nummer 1, 2 en 4 zijn al geweest en het staat 1-1. Ik moedig Rocco aan op te
letten maar hij is duidelijk met zijn gedachten ergens anders. Wanneer zijn
nummer wordt geroepen, rent hij niet op de bal af, maar duikt hij naar de
grond. De tegenstander scoort moeiteloos maar trots rent Rocco naar me toe. Met
in zijn hand de grootste worm die hij ooit heeft gevangen.
Wanneer we een dik uur later thuis zijn,
ik eindelijk heb geplast, we beiden een warme douche hebben genomen en aan de
warme chocolademelk zitten, komt pappa binnen. Hij vraagt of Rocco nog heeft
gescoord. ‘Ja zeker!’, antwoorden we. ‘En hoe!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten